Homilie op de derde zondag door het jaar 24 januari 2021 Mariakerk en Willibrordkerk
“Komt, volgt Mij. Ik zal maken dat ge vissers van mensen wordt”.1)
Lieve zusters en broeders, het gaat in het Evangelie vandaag over roeping van mensen. Ik wil daar dit maal iets over zeggen vanuit mijn persoonlijke beleving. ik kom uit een familie van tuinders aan de ene kant en vissers aan de andere kant. Hardwerkende mensen. Met kennis van zaken. Ze schaamden zich niet voor zware lichamelijke arbeid. Ze hadden, om zo te zeggen, altijd eelt op de handen. Ze zorgden goed voor hun kinderen. Er was een hechte familieband. Ze waren eerlijk en betrouwbaar.
Als kind al had ik groot respect voor deze mensen die hun dagelijks brood verdienden met het zweet op hun gezicht. Daarom voelde ik altijd een zekere spanning bij de woorden van Jezus tot de vissers aan de oever van het meer van Galilea: “Komt. Volgt Mij. Ik zal maken dat ge vissers van mensen wordt”. Alsof er een zekere onderwaardering uit sprak voor eenvoudige eerlijke beroepen als visser, tuinder, boer of bakker. Zulke beroepen zijn toch onmisbaar voor de instandhouding – niet alleen van deze mensen en hun gezinnen zelf – maar van de hele samenleving? Ik wilde zeker niet dat uit mijn eigen beroepskeuze later iets zou blijken van afkeer van lichamelijke arbeid en van de levenswijze die daarbij past.
Mijn familie, hun vrienden en bekenden, waren ook kerkelijk. We gingen elke zondag één of twee keer naar de kerk. Mijn vader las elke avond na de maaltijd aan tafel een stukje uit de bijbel. Op verjaardagen kwam de familie en aanverwanten bij elkaar. Men sprak over elkaars wel en wee, over de politiek en over kerkelijke zaken. We hadden om zo te zeggen geen praatprogramma op tv – die er nog niet was- nodig. We wáren ons eigen praatprogramma. Ik zat als kleine jongen op de grond verscholen achter de stoelen om te voorkomen dat op de gedachte kwam dat het kinderbedtijd was. Zo leerde ik al heel jong dat meningen uitwisselen, geïnteresseerd zijn als mensen in elkaar, elkaar ontmoeten, heel belangrijk was. Deze hardwerkende mensen namen de moeite na de dagelijks arbeid het zweet van zich af te wassen om samen het leven te delen en te vieren. Het was een feest. Daarom groeide in mij ook het verlangen om later iets te doen wat met mensen en de gemeenschap van mensen te maken had. Met name vond ik het een wonder dat ’s zondags in de kerk mensen allemaal in één ruimte samenkwamen om naar het Woord van God te luisteren. Mensen, mannen, vrouwen, kinderen, uit allerlei sociale lagen. Alsof er geen onderscheid was, maar iedereen gelijk voor God. .
Zo zat ik dus als het ware tussen twee vuren. Aan de ene kant wilde ik door mijn studie en beroepskeuze niet doen alsof ik afstand deed van de mensen die hun rug kromden bij hun arbeid. Aan de andere kant fascineerde mij de kerk als ontmoetingsplaats van God en mensen. Allemaal verenigd rondom het overgeleverde en actuele Woord van God. En dat fascineert me nog steeds. De prangende vraag was dus: Zou ik mij dienstbaar kunnen maken aan de kerk, aan de gemeenschap, en dus een beroep uitoefenen zonder eelt op de handen, een beroep waarvan toen en nog steeds sommigen denken dat het gelijk staat aan niets doen?
Gaandeweg heb ik mijn vrees overwonnen dat de roeping van vissers als eerste leerlingen van Jezus een zekere onderwaardering van de menselijk arbeid zou inhouden. En dat de leerlingen hun netten en hun vader met zijn dagloners niet achterlieten om dat ze blij waren zich niet meer te hoeven inspannen.
De reden waarom Jezus deze vissers riep was dat zij straks aan alle mensen mochten vertellen dat ze niet voor niets leefden; dat hun leven zin had; dat ze Gods genade mochten leren kennen door Jezus en zijn Evangelie.
Leven lijkt op het eerste gezicht te bestaan uit geboren worden en sterven. Alles wat daar tussen ligt, is erop gericht in ons levensonderhoud te voorzien. In sommige talen zoals het Engels is het woord voor arbeid en barensweeën het zelfde woord: labour. Daartoe lijkt de mens veroordeeld. Beiden zijn noodzakelijk, om het leven in stand te houden. Van de generaties, door kinderen te baren, en van het levensonderhoud door arbeid te verrichten. Daar is niets mis mee. Geen reden om op neer te kijken. Maar het leven lijkt zo geen betekenis te hebben. Het lijkt niet boven zichzelf uit te wijzen. Leven is nog steeds voor veel mensen in de wereld zwaar en pijnlijk, gedreven door noodzaak, onvrij, onmenselijk in vele opzichten.
“Komt, volgt Mij, ik zal maken dat jullie vissers van mensen wordt” betekent dat Jezus sommige mensen roept uit hun gewone leven – waar niks mis mee is – om mensen die het gevoel hebben dat hun leven niet telt en dat er niet toe doen, te verkondigen dat God hen lief heeft; dat zij zijn kinderen zijn; dat zij mogen delen in het eeuwige leven van God. Hij roept hen om te verkondigen dat mensen geroepen zijn elkaar te ontmoeten, samen na te denken over de samenleving; zich vrijwillig inzetten voor de armen en de zwakkeren. En samen het leven vieren, ook voor Gods aangezicht in de liturgie van de eucharistie en de sacramenten. Het is allemaal uitstijgen boven de dood, deel hebben aan het eeuwige leven.
De ontmoeting met God, die we mogen vieren in de kerk, maakt dat wij, mensen, ondanks alle verschillen elkaars gelijken zijn. De ontmoeting met God door Jezus maakt het leven menselijk. We mogen ons daar voor inspannen. In alle vrijheid en vrijwilligheid. Allemaal zijn we daartoe geroepen door ons daarvoor in te zetten. Als vissers van mensen in een levend netwerk van mensen. Amen
©Martin Los, pastoor
1) Evangelie van deze 3e zondag door het jaar (B) volgens het r.k. leesrooster: Marc 1:14-20
Ikoon (geschilderd Chicago 1995) ontleend aan July 10, 2017 – Fishers of Men – Daily Prayer :: Water (circleofhope.net)
Tag archieven: Woord van God
twee maal twee broers
Preek op de 3e zo dag door het jaar, zondag van het Woord van God, afsluiting van de gebedsweek voor de eenheid van de christenen, op 25/26 januari 2020
“Komt, volgt Mij. Ik zal jullie vissers van mensen maken” 1).
Lieve zusters en broeders, de Heilige Schrift die in de kerk elke dag voorgelezen wordt – en op de zondag met bijzondere eerbied – is als een schatkamer waar we steeds weer nieuwe schatten vinden, schatten aan inzicht en inspiratie.
Zo overkwam het mij dat mijn oog bij de voorbereiding van deze zondag viel op een schijnbaar onbelangrijk detail in de Evangelielezing. We kennen de tekst over de roeping van de eerste leerlingen allemaal bijna uit het hoofd. En toch ging er bij mij ineens een lampje branden: “Toen Jezus bij het meer van Galilea was, zag Hij twee broers, Simon die Petrus genoemd wordt en zijn broer Andreas. Ze waren vissers”. Tot zover niks nieuws. We lezen verder: “Iets verder zag Hij nóg twee broers, Jakobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes. Met hun vader waren ze in de boot de netten aan het klaar maken’. “Nog twee broers”. Ik had er nog nooit goed bij stil gestaan, dat de eerste leerlingen die de Heer riep, twéé paar broers waren. De eerste twee zelfstandige ondernemers zonder vader, het tweede paar nog in samenwerking met hun vader.
Dat moet iets te betekenen hebben, dacht ik. Dat moet ik met de mensen in de kerk zondag overdenken. De eerste mensen die Jezus roep om Hem te volgen waren geen losse personen, vreemden voor elkaar, maar broers, en niet alleen broers, het waren mannen die samen werkten en op elkaar ingespeeld waren. Het eerste paar al heel ervaren, het tweede nog in dienst bij hun vader. Zo legde Jezus de basis voor de overige leerlingen die Hij nog zou roepen. Dat hij eerst broers en nog wel twee verschillende paren broers riep, is een les dat al zijn volgelingen als broers en zusters moesten zijn, diep verbonden met elkaar. dat zij op elkaar moesten inspelen en elkaar aanvullen als een team. Dat de onervarene van de meer ervarenen moesten leren. Dat zij daarin in broederschap en samenwerking de eenheid moesten bewaren en elkaar nooit loslaten
Ziet u, zusters en broeders, hoe mij ineens dingen duidelijk werden? Door dat inzicht dat de eerste leerlingen niet toevallig broers waren en hetzelfde beroep uitoefenden? Ja, door dit inzicht kreeg ook die belangrijke tekst “Volg Mij. Ik zal u vissers van mensen maken” ineens een diepere betekenis. Die woorden kregen kleur op de wangen. Want Jezus bedoelt natuurlijk: zoals jullie zijn, broers en medewerkers van elkaar, en leerlingen van elkaar, zó zal ik jullie tot vissers van mensen maken. Van begin af aan leerde Jezus dat zijn volgelingen een team moeten vormen; dat ze een diepe onverbreekbare verwantschap moeten voelen. Zo en alleen zo zullen ze echt vissers van mensen kunnen zijn.
Dat zegt Jezus ook tegen ons, zusters en broeders, en tegen alle christenen. De opdracht om het Evangelie te verkondigen is onze gezamenlijk opdracht. We zijn familie en team tegelijk. Alleen zo zullen we met liefde en vreugde onze taak vervullen. Iedereen telt mee. Iedereen doet mee. Ieder heeft een eigen onvervangbare rol in het geheel. Het is heel belangrijk dat we dit gevoel koesteren en verder ontwikkelen.
Daarbij is geen plaats voor partijdigheid zoals Paulus 2) in zijn brief schrijft: ‘Er is mij door de huisgenoten van Chloé over u verteld, broeders en zusters, dat er onenigheid onder u heerst. Ieder schijnt zijn eigen leus te hebben”. Het echoot door in onze tijd: “Ïk ben van Benedictus. Ik ben van Franciscus….” Zo moet het niet. Zo gaat het al van het begin. We zijn hardleers. We zouden van het verleden moeten leren. De onervarenen van de ervarenen.
We sluiten vandaag de Gebedsweek voor de eenheid van de christenen af. Dat gebed is nodig omdat wij, christenen, verdeeld zijn. We moeten er ook aan werken en niet zelfgenoegzaam achter overleunen. Vooral in deze tijd waarin christenen een minderheid vormen in onze streken, kunnen we ons niet veroorloven om te doen alsof de andere kerken en christenen niet bestaan. We hebben elkaar heel hard nodig. Niet alleen binnen de eigen geloofsgemeenschap, maar ook als medechristenen. Natuurlijk zijn er verschillen – die hoeven we ook niet onder tafel te schuiven – maar er is ook veel dat verbindt. Laten we vooral daar naar kijken. Dat we met veel kerken dezelfde geloofsbelijdenis delen, is dat niet geweldig? Is dat niet een gezamenlijke basis om elkaar als broeders en zusters en om waar dat kan samen te werken in de verkondiging van het Evangelie en de dienst aan de naaste en de samenleving?
Paus Franciscus heeft deze derde zondag door het jaar, afsluiting van de Gebedsweek voor de eenheid uitgeroepen tot Zondag van het Woord van God. De voorlezing uit Heilige Schrift verbindt ons met het overige christendom en met de generaties gelovigen die ons zijn voorgegaan. De Bijbel is niet een boek dat op de boekenplan staat. Het is het levende woord dat elke dag tot ons spreekt, in het bijzonder op de zondagen, in de liturgie van de kerk. Het Oude Testament bevestigt onze eeuwenoude band met het Jodendom met wie we de belofte aan Abraham delen. Laten we ons bewust zijn van al die verbindingen als we luisteren naar het Woord van God.
De Heer roept zijn leerlingen als broeders om een diepgewortelde eenheid te vormen. Hij roept hen als vakbroeders om op elkaar in te spelen als team. Zo moeten we allen zijn als leerlingen van Jezus Christus. Vitaal, open en leergierig, vol hoop, geen genoegen nemend met verdeeldheid en onenigheid. Allemaal luisterend naar de stem van de ene Herder, allen de oren geopend voor het Woord van God dat klinkt in zijn Kerk. Dan zullen we zijn zoals de profeet Jesaja zegt als “Het volk dat in duisternis wandelt, ziet een groot licht”. Ja, want hier klinkt het woord van onze Heer: “Volgt Mij. Ik zal u vissers van mensen maken”. We zijn allemaal aan elkaar gegeven om die taak te volbrengen. Samen geroepen om te luisteren naar het Woord van God. Amen
(c) Martin Los
Schriftlezingen voor Zon- en Feestdagen volgens het Rooms-katholieke lectionarium
1) Evangelielezing Mattheus 4:12-23
2) 2e lezing: I Korinthiers 1:10-13,17
3) 1e lezing: Jesaja 8:23b-9,1
afbeelding: Fisher of men Rex R. Deloney