Homilie op de 11e zondag door het jaar 14 juni 2015 Mariakerk

Preek op de 11e zondag door het jaar 14 juni 2015 Mariakerk

Schriftlezingen voor deze zondag uit het universele lectionarium van zon- en feestdagen van de r.k. kerk: 1e lezing Ezechiël 17:22-24 2e lezing 2 Korinthiërs 5:6-10 Evangelie Marcus 4:26-34

Lieve zusters en broeders, het rijk van God lijkt op een mosterdzaadje, vertelt Jezus aan de mensen.
Hij wist dat zij hoge verwachtingen van hem hadden. Ze dachten: Iemand die zieken geneest en boze geesten uitdrijft, die wijze woorden spreekt en die het gevoel geeft dat God heel dichtbij je is, zal toch wel een doel hebben? Zo iemand moeten we tot onze leider uitroepen.

Zijn wij niet altijd op zoek naar mannen en vrouwen die meer in huis hebben dan wijzelf? Mensen die als het ware boven anderen uitsteken en daardoor meer zien en beter weten welke kant we uitmoeten.
Al op de basisschool merk je als kind al dat er verschillen zijn. Het ene kind is onzeker. Het andere kind weet al vroeg wat het wil, is zelfverzekerd, en maakt daardoor ook indruk. “Die kon het wel eens ver schoppen” hoor je dan zeggen.
In de politiek kijken we voortdurend uit naar mensen die uitstraling hebben en die hoop geven dat we crises en moeilijkheden te boven komen. In de kerk is het niet anders. Een nieuwe paus kan de kerk ineens een ander aanzien geven.

Er is niks mis mee dat we bepaalde verwachtingen van mensen hebben. Het is normaal dat we mensen met leidinggevende talenten de ruimte geven om de gemeenschap verder te brengen. Het gaat alleen fout als we zelf geen kritiek meer durven uiten. Of dat we de ander zo gaan idealiseren dat we vergeten dat die ander ook een gewoon mens is met zijn of haar kwetsbare kanten.

Natuurlijk hadden de mensen hooggespannen verwachtingen van Jezus. Ze zouden het logisch vinden als hij een gooi naar het koningschap zou doen. Dan zou hij een ideale maatschappij kunnen stichten. Een soort rijk van God waar de profeten over hadden gesproken. Denk maar aan het beeld van die machtige Cederboom waarover de profeet Ezechiël had verteld.

Jezus kent de gedachten van de mensen. Hij begrijpt dat ze verlangen naar de komst van Gods rijk. En hij is inderdaad gekomen om het rijk van God onder de mensen te stichten. En het zal er komen. Maar anders dan zij denken.

mosterdzaadboom2015Daarom vertelt hij hen over het rijk van God in een gelijkenis zoals we hoorden: “Het rijk van God gelijkt op een mosterdzaadje. Wanneer het in de aarde gezaaid wordt, is dit het kleinste zaadje op aarde. Maar eenmaal gezaaid schiet het op”.

Jezus wil dat de mensen dit beeld altijd voor ogen hebben. Hij zaait als het ware dit beeld van het mosterdzaadje in hen zelf.
Als het rijk van God gelijkt op een mosterdzaadje dan begrijp je meteen dat het niet met groots machtsvertoon komt. Want het is als een zaadje. En nog wel het kleinste.

We weten allemaal dat een zaadje eerst in aarde moet verdwijnen. Het is goed dat op school aandacht aan de natuur wordt geschonken. Dat scholen volkstuinen hebben waar kinderen zelf kunnen zaaien, en hun groente zien groeien, en later zelfs opeten. Daardoor kunnen kinderen zien dat alles wat met leven te maken heeft, eerst als het ware verloren moet gaan om te kunnen groeien en bloeien. We moeten als mensen dat geheim niet uit het oog verliezen.

Ook het rijk van God begint klein op een manier die tot mislukken gedoemd lijkt. Want het begint met die ene. Met Jezus. Hij zal sterven aan het kruis. Maar daaruit zal een gemeenschap ontstaan die vervuld is van hoop, geloof en liefde. Een nieuwe mensheid die tot zegen van iedereen zal zijn.
Het rijk van God komt niet met geweld, niet met vertoon van macht. Je kunt het niet kopen. Je kunt het niet produceren of kopiëren als iets maakbaars.

Het bestaat eenvoudig weg uit het geloof in Jezus als de Christus. Het rijk van God bestaat uit luisteren naar hem. Hij verkondigde Gods liefde. Hij toonde Gods barmhartigheid. Wanneer we hem daarin gehoor geven en volgen, zal ook in onszelf de zekerheid groeien dat het rijk van God midden onder ons is. We mogen er zelf deel aan hebben. Maar dat gaat alleen als je die weg zelf durft te gaan.

Ook als christenen durven we vaak die weg niet helemaal te gaan. Het raakt ons dat Jezus spreekt over barmhartigheid. En we vinden dat we ook zelf zo zouden moeten doen. Maar tot op zekere hoogte. Het mag ons niet teveel kosten.
We klappen in de handen als Jezus spreekt over vergeving. Maar in onze persoonlijke situatie zijn er natuurlijk redenen genoeg om uitzonderingen te maken en nog even in de loopgraven te blijven. We geloven in het Evangelie dat het rijk van God is voor alle mensen. Maar we blijven zitten waar we zitten en zeggen: waar blijven nou al die mensen?

Soms denk ik bij de kerk wel eens aan V&D. Een bloeiend bedrijf vijftig jaar geleden. Je liep met plezier door de filialen. Ook als je geen geld had vond je het fijn om even op de roltrappen te staan en alles te bekijken of een kopje koffie te drinken en laastte nieuwtjes te bekijken.
Nu lopen vele mensen de grote zaak voorbij. Alsof zij niet bestaat. Binnen in doet het personeel zijn best. Misschien wel meer dan in andere zaken. Ze kijken elkaar aan en zeggen:  waar blijft iedereen nou? Ze proberen dit, ze proberen dat. Maar geen resultaat.
Stel je nou eens voor dat leiding en personeel buiten de winkel waren gaan staan. En vooral de geldschieters, de hedgefunds. Als ze de mensen uitgenodigd hadden met een vriendelijk gebaar naar binnen te komen: “kom eens kijken wat een mooie dingen we hebben!”
Of als de mensen de uitnodiging afsloegen, waarom dan niet gevraagd: “Waar heeft u behoefte aan? Hoe kunnen we het wel voor u aantrekkelijk maken?”
Lijken wij christenen en kerkbetrokken mensen daar niet een beetje op. We doen ons best. Maar wagen we het ook echt met ons geloof. Gaan we ook werkelijk naar buiten met ons geloof, met onze manier van leven? Nodigen we de mensen uit om mee te gaan?
Hebben we het afgelopen jaar wel eens tegen iemand gezegd: “ga je mee naar de kerk. Het is daar zo mooi. Het zal je echt goed doen!”?
Vragen we aan hen waar ze bij denken als ze zoeken naar God, naar de zin van hun bestaan, naar eeuwig geluk? Of denken we:  daar moet je bij de mensen toch niet mee aankomen?

Het is bij Jezus begonnen. En hij houdt zijn kerk in stand. Maar als we zelf niet durven investeren, hoe zullen we dan het rijk van God zien groeien en bloeien als de boom waarin de vogels zich nestelen en waar iedereen zich veilig voelt? Het rijk van God is een waagstuk zegt Jezus. Maar wel het mooiste waagstuk dat er is. Ook het enige waagstuk dat het leven van Jezus, Gods eigen Zoon, waard was en het onze! Amen

Pastoor Martin Los

Homilie op Sacramentsdag 2015 Willibrord- en Mariakerk

Preek op het Hoogfeest van het allerheiligst Sacrament op zondag 7 juni 2015 in de Mariakerk in De Meern en 6 juni Wilibrordkerk Vleuten (samen Leidsche Rijn)

Schriftlezingen voor deze feestdag uit het universele lectionarium van de r.k.:
1e lezing Exodus24:3-8 2e lezing Hebreeën 9:11-15 Evangelie: Markus 14:12-26

Lieve zusters en broeders, elk jaar vieren we met onze verjaardag onze geboortedag. Samen met anderen die ons lief zijn, staan we dankbaar stil bij het feit dat ons het leven geschonken is. Elke dag hebben we eigenlijk reden om ons daarvan dankbaar bewust te zijn. En als het goed is doen we dat ook. Maar vaak zijn we te druk om er echt bij stil te staan. En we willen het dan ook graag samen met de anderen doen die een bijzondere plaats innemen in ons leven. Daarom die speciale viering van de geboortedag eenmaal per jaar.

Zo is het ook met dit feest van het Allerheiligst sacrament. We hebben hier in onze kerk het grote voorrecht dat we elke zaterdagavond en zondag de eucharistie mogen vieren. En ook door de week is er bijna elke dag een H. Mis in de kerk of in één van de verzorgingshuizen. Dat is gezien de situatie van de kerk in ons land heel uitzonderlijk.
Juist als het zo bijzonder en toch gewoon is om de eucharistie te vieren is het goed om er bij stil te staan hoe bijzonder de eucharistie is en hoe bijzonder het is elke keer dat wij haar mogen vieren.

In de eucharistie vieren we het verbond van God met zijn volk en van Jezus Christus en zijn kerk. Dit verbond komt in de plaats van het Oude Verbond waar het boek Exodus over spreekt, zoals we hoorden, een verbond dat gepaard ging met bloed van stieren dat over het volk werd gesprenkeld.

Een verbond wil zeggen dat twee partners elkaar trouw blijven wat er ook gebeurt. Nu gaat het in het verbond van God met zijn volk om twee ongelijke en onvergelijkbare partijen. God en mensen. Maar dat maakt dit verbond juist zo bijzonder. God belooft trouw aan zijn volk hoewel hij weet dat het volk zwak en kwetsbaar en klein is.
In het nieuwe verbond dat met Jezus Christus begint, met zijn offer van liefde aan het kruis voor de zonden der wereld, is dat niet anders.
Ook nu zijn er twee ongelijke partijen. De geschiedenis laat zien hoe we als christenen afdwaalden. We verloren het Evangelie uit het oog. we raakten met elkaar in strijd. Toch is de kerk blijven bestaan. Dankzij de trouw van Christus die gezegd heeft bij zijn hemelvaart: Zie, ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld.

Dat verbond mogen we elke keer voor ogen zien, als we de eucharistie vieren. Want de  heilige Mis is geen fraai door mensen bedacht ritueel. Het is door Christus zelf ingesteld.
We hebben zoeven de instelling ervan gehoord in het Evangelie van Markus. De eucharistie is teken van de trouw van Christus aan zijn kerk en daardoor aan de mensheid.
Maar het is niet alleen een teken, het is ook de werkelijkheid van zijn trouw zelf. Het is namelijk de tegenwoordigheid van Christus die we vieren. Niets minder dan dat.

Daarvoor is geloof nodig. Maar we vieren de eucharistie toch ook als gelovige mensen? Door het geloof dat Jezus zelf in ons gewekt heeft, zien we Christus zelf als de werkelijk voorganger in ons midden. Hij is het die het brood breekt en zichzelf aan ons uitdeelt met de woorden: “Dit is mijn lichaam”.

Mensen die geen idee van Jezus hebben, zullen zeggen: “hoe kan een stukje brood nou Jezus zelf zijn?” Heel begrijpelijk. Maar voor ons is het de levende Heer zelf die zegt: “Dit is mijn lichaam”.
Daarom is het voor ons, gelovigen, zo. Omdat Hij het zegt. Brood verandert niet door een magische formule in vlees. Het verandert alleen door het woord van de Heer zelf.

epiclese2015 (2)De instellingswoorden van Jezus worden voorafgegaan door de oplegging van de handen van de priester over brood en wijn. Dat betekent dat de heilige Geest afgeroepen wordt over brood en wijn.
Diezelfde handen zijn onszelf opgelegd bij onze doop en ons vormsel. Daarbij werd de heilige Geest over ons afgeroepen: “Kom heilige Geest, daal op ons neer!”
Diezelfde handen worden ook opgelegd over brood en wijn onder aanroeping van de heilige Geest.
Dat betekent dit: alleen als we ons in geloof bewust zijn dat ons de handen zijn opgelegd, zullen verstaan wat daarna gebeurt, en zullen verstaan wat de Heer zegt: “Dit is mijn lichaam”.

De handoplegging die we ontvangen hebben, maakt dat we aangesloten zijn op het krachtstation van de heilige Geest, de kerk. Zoals de lamp aangaat of de stofzuiger het doet, zodra we de elektriciteit inschakelen, zo zijn we door de handoplegging aangesloten op de heilige Geest.
Door de heilige Geest zien we aan het altaar niet meer de persoon van de priester, maar we zien in hem als volk van God Christus die in ons midden is. Dat geldt ook voor de priester zelf. Hij doet als het ware een stapje naar achteren. Hij leent zijn plaats, zijn gestalte, zijn stem aan de Heer die zegt: “Dit is mijn lichaam”.

Zo komt Christus zijn verbond met ons na. Zo bevestigt hij elke keer zijn belofte:  zie Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld! Zo houdt Christus zelf zijn kerk in stand door het geschenk van de eucharistie aan zijn kerk.

Laten we haar daarom altijd met grote toewijding en geloof vieren. Laten we met het grootste respect met de eucharistie omgaan. Laat het elke keer zijn alsof we de eucharistie voor de eerste keer vieren.
Dan zullen we ook persoonlijk ervaren dat Christus zelf in ons midden is die ons zelf en zijn goddelijk leven aan ons uitdeelt, en dat hij ons allen met elkaar verbindt op een manier zoals alleen Hij kan.
Laat dat ons allen steeds vervullen van verwondering, dankbaarheid en grote vreugde. Dan gaan we gesterkt het dagelijks leven weer in om daar de liefde van God handen en voeten te geven

Dan mogen we zelf tot zegen van onze medemensen te zijn. Want de eucharistie is bedoeld tot zegen van alle mensen en heel de aarde. Vandaar de sacramentsprocessies op vele plaatsen vandaag of afgelopen donderdag.
Maar we zijn ook zelf persoonlijk allemaal getuigen van Christus’ werkelijke tegenwoordigheid in de wereld door ons eigen leven dat gevoed is door de eucharistie. Want dat doen we niet alleen voor ons zelf, maar ook tot zegen van onze omgeving. Amen

(c) Pastoor Martin Los