Kerstmis, Constantijn en Johannes de Doper

Preek op de 3e Adventszondag 17 december 2023 Tiel

We beleven in deze wintermaanden opnieuw dat de dagen korter worden. Niet dat ze mindere uren tellen, maar het wordt elke dag eerder donker. Sinds de uitvinding van de elektriciteit en het kunstlicht kunnen we ook in het donker aardig uit de voeten op kantoor en in de werkplaats. Maar sommige mensen krijgen psychische klachten door de schemering die in deze tijd vroeg intreedt. Zoals bijvoorbeeld depressiviteit. De Hebreeuwse taal waarin het Oude Testament geschreven is kende allang voor de moderne wetenschap het verband tussen licht en lichaam. Want het woord voor licht is “oor” en voor huid “oer”. Ze hebben dezelfde drie medeklinkers. Onze huid is inderdaad een soort natuurlijk zonnepaneel. Het licht wekt ons ’s morgens op om wakker te worden en op te staan. Het licht is energiel
Het was voor de volkeren die nog niet wisten dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait, elk jaar weer een geweldig wonder dat rond 24 december de dagen weer langer werden. Ze vierden dat als een overwinning van de zon die als een godheid vereerd werd, de overwinning van het licht op de duisternis. De Romeinen vereerden de macht van de keizer die talloze volkeren en talen en landen in zijn rijk bijeen hield, zo omvangrijk dat de zon in dit rijk van het Oosten naar het Westen gezien bijna niet onderging. Driehonderd jaar na het begin van het christendom, drie honderd jaar van vervolging en groei, liet de eerste keizer zich dopen en werd christen.
Het lag eigenlijk voor de hand dat deze keizer Constantijn zijn feestdag afstond aan Jezus Christus als de zon die het heelal beheerst in plaats van de keizer. Sinds die tijd vieren we als christenen het feest van de geboorte van Jezus in de nacht van 24 december. Het licht dat in de wereld is gekomen, het licht dat alle duisternis overwint. De keizer maakte letterlijk plaats voor Jezus Christus. Hij zei daarmee: niet ik, maar hij is de Heer. Sindsdien werd ook in de koepels van de kerken boven het altaar Christus als heerser van het heelal afgebeeld, omstraald door heerlijkheid.
Er is vanuit ons moderne perspectief gezien best veel af te dingen op dit gebaar van Constantijn en zijn opvolgers. De kerk werd staatskerk met alle macht van dien. Mensen lieten zich dopen omdat ze anders geen publieke functie konden bekleden. De radicale houding van de christenen van de eerste eeuwen verdween naar de achtergrond, andersdenkenden werden bestreden. Enzovoort.
Maar we zouden de kerk en de keizers uit die tijd tekort doen door er alleen maar een soort zondeval van het christendom in te zien. Veel van onze cultuur was en is een gevolg en uiting van dat moment waarop de keizer een stapje terug deed en Jezus als de Christus alle eer toekende. Hij zelf was een gewone sterveling. Hij had zijn fouten en gebreken. Hij bad net zoals wij allen aan het begin van de eucharistie de schuldbelijdenis. Hij bekende dat hij zelf niet het licht was, maar een getuige van het licht. En is dat niet precies wat wij doen door ons zelf christenen te noemen? Door alleen deze naam al wijzen wij naar Jezus en het licht van het Evangelie dat hij in de wereld gebracht heeft.
Doordat met de winterzonnewende de geboorte van Jezus gevierd werd viel de zomerzonnewende automatisch toe aan Johannes de Doper die zes maanden voor Jezus geboren werd. In het Evangelie van deze dag antwoordde Johannes de Doper aan de Joodse vertegenwoordigers die wilden weten of hij de Messias was: “Ik ben het niet”. 1) “Na mij komt  hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken”. “Ik doop met water, maar hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur”. Johannes mocht de voorloper zijn van Jezus zoals bij monde van zijn profeten was verkondigd; “Ik zal mijn bode voor mij uitzenden. Hij zal de weg voor mij vrijmaken”.
Johannes was een unieke voorloper van Jezus. Hij mocht door het doopsel de harten van Gods volk reinigen en gereed maken om Christus te ontvangen. Op deze wijze was hij een getuige, getuige van het licht. Niet het licht zelf, maar getuige van het licht omdat hij van zichzelf afwees naar degene die na hem zou komen. Door het doopsel met de Heilige Geest mogen wij nu ook allen zelf getuige van het licht zijn.
We zijn natuurlijk niet het licht zelf alsof wij christenen met de borst vooruit zeggen: kijk ons eens! We zijn alleen maar de afglans van het licht dat Jezus is. We zijn niet de plaatsvervangers, maar de plaatsmakers. Niet als ideale foutloze mensen, maar christenen die van zichzelf afwijzen naar Jezus door hun leven, hun vertrouwen, hun hoop, hun liefde en barmhartigheid. Zo leven we ook dit jaar weer het feest van het licht dat in de wereld gekomen is en nooit meer zal verdwijnen. We zijn niet het licht zelf, maar altijd gekeerd naar het licht zoals de zonnebloemen.
De cultuur waarin het christendom, al of niet gedijt, verandert steeds door de tijden. Het eeuwenlange imperiale christendom dat met Constantijn begon en cultuur is voorbij. Maar Jezus Christus blijft. Hij is in staat om ons met God te verenigen. Ook in deze moderne tijd.
Het is voor ons een beproeving dat onze kinderen die we hebben laten dopen in veel gevallen vervreemd zijn van het geloof. We vragen ons af: zijn wij, ouderen en oudere generaties dan als getuigen van het licht tekort geschoten?
Maar laten we niet oordelen. We mogen ook het goede werk dat onze kinderen en kleinkinderen doen op maatschappelijk gebied en in eigen omgeving zien als vrucht van het Evangelie. We weten niet of juist in deze tijd de kerk een nieuwe ontwikkeling doormaakt die zal baanbreken als wij onze ogen al gesloten hebben en geopend in het eeuwige licht.
Bidden we vooral dat door dit nieuwe Kerstfeest ons verlangen naar het ware Licht, ons verlangen naar God mag groeien en dat ook in de harten van de jongere generatie dit verlangen mag ontstaan en hen troosten in deze in vele opzichten duistere wereld. Laten we allemaal lichtpunten zijn die verwijzen naar het ware Licht dat in de wereld gekomen is.

Martin Los pr

1) Evangelielezing tijdens de eucharistie van de 3e Adventszondag jaar B Johannes 1:6-8,19-28

Afbeelding: eenvoudige kerststal in de H. Dominicuskerk van Tiel



‘weest waakzaam’

Preek op de eerste zondag van de Advent 3 december 2023 Houten

“Weest waakzaam want ge weet niet wanneer het ogenblik daar is” zegt Jezus tot zijn leerlingen 1). Het is altijd goed om zich af te vragen waar en wanneer Jezus een bepaald woord spreekt. Hij spreekt deze woorden tot zijn leerlingen in het openbaar op het tempelplein kort voor de instelling van het Laatste Avondmaal en zijn lijden en sterven. Het zijn dus achteraf gezien afscheidswoorden zoals als spoedig zal blijken.
‘weest waakzaam want ge weet niet wanneer het ogenblik daar is”.
Jezus knoopt aan deze oproep aan het adres van zijn leerlingen een gelijkenis vast, een kort verhaal van een heer des huizes die naar het buitenland vertrekt en zijn dienaren opdrachten geeft om bij zijn afwezigheid te waken over zijn huis en zijn bezit. Lijkt dat niet op de eigen situatie van Jezus en zijn leerlingen? Nog even en zij zullen hem niet meer door zijn kruiadood. Maar hij heeft hen beloofd terug te keren op een nieuwe manier.
Met zijn opdracht om waakzaam te zijn wekt Jezus hen op om niet de moed te verliezen als hij niet meer op de gewone manier bij hen is. Hij wil niet dat zij met de handen in de schoot gaan zitten. Ze moeten zichzelf beschouwen als dienaren die in opdracht van hem aan de slag gaan. Bovendien heeft hij aan ieder van hen een eigen taak gegeven zodat iedereen meetelt, niemand de baas over anderen speelt en ze elkaar niet voor de voeten lopen. Jezus heeft hen elk een bijzondere taak gegeven als gevolmachtigden van zijn nalatenschap, de verkondiging van het Evangelie, van de liefde van God, van het rijk van God dat komt. Als je beseft dat je een opdracht hebt, ga je daar ook anders mee om, dan dat je voor jezelf werkt.
Waakzaamheid betekent dus: níet achteroverleunen, of zien waar het schip strand of niet. Integendeel. Als gelovigen zijn we geroepen om initiatieven te nemen. Creatief zijn in de wijze waarop we de opdracht uitvoeren om lief te hebben. Met vertrouwen onze kinderen en onze jeugd voordoen hoe we het leven mooi kunnen maken als we Jezus een plek in onze huizen door naar zijn voorbeeld te leven. De Voedselbanken en kledingbanken ondersteunen. Politieke propaganda doorzien en onderscheiden wat waarheid is en wat leugen.
“Weest waakzaam” zegt Jezus tegen zijn leerlingen. “want ge weet niet het tijdstip waarop de heer des huizes komt”.  Waar moeten we eigenlijk aan denken bij de wederkomst van de Heer? Wanneer, en waar en hoe?
Het is goed om eerst te beseffen dat er twee soorten tijd zijn. De klokkentijd waarbij we de uren zien verstrijken die allemaal gelijk van duur zijn. Een monotone tik die nooit verandert. Maar er is ook een ander soort tijd. De tijd van je jeugd die je je herinnert, de tijd van verlangen naar iets dat je leven zin geeft. De tijd dat er een plotselinge verandering in je leven plaatsvindt. Een tijd die rijp is. Tot deze laatste soort tijd behoort het tijdstip waarover Jezus spreekt als hij zegt: “weest waakzaam want ge weet niet het tijdstip wanneer de heer des huizes wederkeert”. Dat is het moment waar je naar toe leeft. Dat des te sneller en zinvoller is naarmate je je er voor inzet. Dat is geen lege tijd waarbij de wijzers van de klok  voorbijtikken, maar het is de tijd die vliegt omdat je naar iets toeleeft en werkt. Het is het moment van de ontknoping. Een moment van leven of dood.
Het ogenblik waarop de heer des huizes wederkomt, is dus geen slag van de het uurwerk in de kamer of een datum op de kalender van 24/7. Het is het uur van de waarheid.
Weest waakzaam is dus geen opdracht om steeds op de klok te kijken. We moeten naar de tekenen des tijds. Wat vraagt de tijd waarin wij leven van ons als we goede mensen willen zijn? Hoe gaan we gewetensvol om met het geschenk van ons leven én samenleven? Handelen we rechtvaardig en zijn we barmhartig in het licht van zijn wederkomst door de ingeving van ons geweten?
Daar moeten we aan denken wanneer we ons afvragen wanner de Heer komt. Zijn komst is niet gebonden aan klokken tijd en kalender, maar aan het moment waarop wij beseffen dat het er op aan komt.
De wederkomst van Jezus Christus gebeurt op meerdere manieren die je niet van elkaar kunt scheiden, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn; en in zekere zin samenvallen. Die laatste komst is als Gods koninkrijk voorgoed aanbreekt. Als alle kwaad overwonnen is en ook de dood niet meer bestaat. Maar die wederkomst kondigt zich aan als Jezus zich aan ons openbaart in de arme die ons pad  kruist, de behoeftige die zijn hand uitstrekt naar ons: ”Wat je de minste van mijn broeders hebt gedaan heb je aan mij gedaan” zegt de mensenzoon bij het laatste oordeel. Hij komt ook op ons toe en wij ontmoeten hem in de sacramenten, in het bijzonder in de eucharistie waar we samen naar zijn woorden luisteren, en brood en wijn delen in zijn naam.
Maar zijn komst vindt voor ons persoonlijk ook al plaats als we onze ogen hier definitief sluiten aan het einde van ons leven. Als in een flits ons leven als een film aan ons voorbijtrekt. Met de mooie kanten, maar ook met alles waar we spijt en berouw over hebben. Is dat dan het laatste woord of durven we ons toe vertrouwen aan Jezus die zijn leven voor ons gegeven heeft aan het kruis? Zijn we ervan overtuigd dat God een genadige vader is? “Weest waakzaam want ge weet niet wanneer de heer des huizes terugkeert”.
Intussen mogen we in deze Adventstijd ons weer vol vreugde voor bereiden op de eerste komst van Christus in de wereld. Het kan niet zo duister in de wereld zijn of het licht breekt door en overwint. Laat deze adventsperiode en het kerstfeest ons verlangen aanwakkeren en ons allen verlichten en verwarmen om ook de komst van Gods Zoon te verwachten in de armen en behoeftigen, aan het einde van ons leven en  als alles is volbracht in deze wereld, waartoe Jezus eens en voor al gekomen is. En in deze eucharistie die hij ons opgedragen heeft voor de tussentijd en die ons helpt waakzaam te zijn. Amen

Martin Los, pr

1) Evangelielezing tijdens de eucharistie op1e zondag van de Advent: 13:22-27