Preek op de 19e gewone zondag door het jaar 6/7 augustus 2016 Mariakerk en Willibrordkerk
Lieve zusters en broeders, Jezus spoort zijn leerlingen aan om altijd vol verwachting te zijn. “Houdt jullie lendenen omgord en de lampen brandend”.
In die tijd – en sommige culturen nog steeds – droegen mannen en vrouwen lange gewaden die het hele lichaam bedekten. Om zich bij het werk sneller te kunnen bewegen, droeg men een koord om het middel om het kleed iets op te kunnen trekken. Kijk als priester draag ik onder mijn overkleed, het kazuifel, als onderkleed een lange witte albe met een koord. Dit koord maakt dat ik niet struikel over de kleding. Wanneer men ging slapen maakte men het koord los. “Houdt je lendenen omgord” betekent dus: “sta klaar”.
“Houdt de lampen brandend” hangt daarmee samen. Bij het slapengaan blies men de olielampen uit. Maar wie op iets of iemand wachtte, zorgde voor voldoende olie. “slaap niet in, maar sta altijd klaar” bedoelt Jezus. Die instelling past bij mensen die vertrouwen hebben in Jezus, als de levende Heer, in zijn persoon en in zijn boodschap.
Het is dus meteen ook een vraag aan onszelf als mensen die zichzelf christen noemen: “Ben ik vol verwachting en sta ik elk moment klaar om uitdrukking te geven aan die verwachting?”
Wie of wat mogen we dan verwachten? Jezus vult ter verduidelijking aan: “Gedraag jullie als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem onmiddellijk open te doen”. Er is dus geen sprake van onheil en je schrap zetten daartegen, maar een blijde verwachting. De heer is naar een bruiloftsfeest. Als knechten ga je dan niet de poort voor de nacht sluiten. Je blokkeert niet zoals anders de deuren voor inbrekers om rustig te kunnen slapen. Dan zou je je eigen heer buitensluiten en in het donker van de nacht laten staan. Nee, je weet dat hij komt, dus ook al valt de avond, je blijft op hem wachten. Des te blijer ben je als de heer eindelijk thuiskomt. Je stelt je intussen al voor hoe opgeruimd en vrolijk hij zal zijn vanwege het feest waar hij vandaan komt. Je krijgt inwendig ook al een blij gevoel.
Nogmaals, aan ons de vraag: “Zijn wij vol verwachting, als christenen. Wachten wij elk moment op tekenen dat onze Heer aantocht is? Verwachten wij hem juist als het wachten écht wachten wordt omdat het donker wordt om ons heen en de avond valt?
Het gaat om de hoop die altijd in ons is door het geloof in Jezus. Er gebeurt in de wereld genoeg dat mensen de moed kan ontnemen dat je met positieve inzet nog iets kunt bereiken. Als christenen kunnen we niet zeggen dat het allemaal wel meevalt. We begrijpen de angst en onzekerheid. En we hebben oog voor de omstandigheden van mensen die maatschappelijk aan het kortste eind dreigen te trekken en teleurgesteld zijn. Maar we doen niet mee hen die opzetten tegen anderen, tegen vreemdelingen, tegen mensen met een andere godsdienst en een andere cultuur. We willen trouw blijven aan de opdracht van Jezus om de ander te respecteren en in vrede met iedereen te leven.
We blijven niet aan de kant staan om te huilen met de wolven. We doen als christenen daadwerkelijke pogingen om mensen met elkaar te verbroederen. Waar anderen uit frustratie de deur in het slot gooien, zoeken wij naar openingen. Waar anderen uit ongeduld bruggen afbreken, proberen wij kloven te overbruggen en zelf die bruggen te zijn. Wist u dat het Latijnse woord voor priester “pontifex” bruggenbouwer is. De paus is pontifex maximus, opper bruggenbouwer. Allereerst de brug van de hemel naar de aarde en omgekeerd, dan tussen de gelovigen om de eenheid te bewaren bij alle verschillen, en ook om alle mensen met elkaar te verzoenen.
Dat is onze taak in de wereld: bruggen bouwen. Wie de Heer verwacht, legt zich nooit neer bij het bestaande, maar zoekt altijd naar mogelijkheden om mensen te troosten, om vrede te stichten, om het leed te verzachten. We schrijven niemand af. We mogen geen grenzen stellen aan onze bereidheid Christus te dienen. We moeten niet zeggen: “Tot daar toe, maar niet verder!” Als we vol hoop zijn, zullen we steeds weer mogelijkheden ontdekken om te laten zien dat wij geloven in de komst van het rijk van God.
Wat is dat voor een dienaar die zegt: “ik wil wel uitzien naar de komst van de Heer zolang het dag is, maar als het donker wordt ga ik slapen. Dan had hij maar eerder moeten komen”. Juist als het donker wordt, kunnen we des te meer laten zien hoe we op Christus vertrouwen, op de betrouwbaarheid van het Evangelie, op de wonderbare macht van God. Juist in het donker zijn lichtpunten des te belangrijker.
Deze week was de uitvaartdienst in de kathedraal van Rouen voor de 86-jarige priester, Jacques Hamel, die terwijl hij aan het altaar diende, werd gedood door terroristische jongeren. Tijdens die eucharistie werd bekend gemaakt, dat de laatste woorden van Hamel waren, voor zijn geweldadige dood op dat genadeloze donkere moment in zijn leven: “Va’t en, satan!” (ga weg, Satan) Met die uitroep beschuldigde hij niet de Islam van duivelse trekken. Of mensen met een andere huidskleur. Zelfs vervloekte hij daarmee niet die verblinde jonge mannen die hem gingen doden. Het was geen kreet van grenzeloze haat. Op dat moment dat de afgrond van het kwaad zich voor hem opende, zag hij het triomferende gezicht van de Satan die zei: zie je nou wel dat Jezus met zijn mooie praatjes van Gods liefde niks voorstelt? Zie nou wel dat je geloof in God een grote vergissing is? Ik trek aan het langste end!
“Ga weg, satan” betekende dat Jacques Hamel zich zijn geloof niet liet afnemen door het kwaad dat hem overkwam. Hij liet zich de overwinning van het geloof in Jezus, van dienst zege op het kwade en de dood, niet afnemen. Zo is pastor Hamel een onherroepelijk getuige geworden van Christus die voor altijd herinnerd zal worden, niet als slachtoffer, maar als overwinnaar. Een ware dienaar die zijn lendenen omgord had en zijn lamp brandend om terstond als zijn Heer kwam de deur te openen.
Laten wij dan in veel minder ingrijpende alledaagse situaties niet de moed opgeven. In racisme, vreemdelingenhaat, grijnst een satanische aanblik ons aan om ons te verleiden het op te geven. Laten we dan op zulke momenten zelf zeggen: ga weg, Satan. Er is voor wie gelooft altijd reden tot hoop. Er is altijd aanleiding om vanuit de vreugde van het Evangelie van onze Heer te handelen en de kansen aan te grijpen. Er is voor het geloof altijd een weg die zich opent. “Gelukkig de dienaren die de heer zo aantreft” zegt Jezus. Hij verheugt zich erin ons zo bezig te zien, vol van zijn komst. Laten we hem niet teleurstellen. Amen
(c) Pastoor Martin Los
Schriftlezingen in de Mis van deze zondag uit het universele lectionarium van de r.k.kerk. 1e lezing: Wijsheid 18;6-9; Hebreeën 11:1-2,8-12; Evangelie: Lucas 12:32-40