Bescheidenheid een feest voor iedereen

Preek op de 22e zondag door het jaar op zondag 28 augustus 2022 in de H. Dominicuskerk te Tiel

We horen in het Evangelie van deze zondag dat Jezus op zijn tocht naar Jeruzalem in het huis van één van de voornaamste Farizeeën op de Sabbat is uitgenodigd, om deel te nemen aan de maaltijd.  Uiteraard verwachten zijn gastheer en de andere gasten dat Jezus, als rabbi en bijzondere gast, zoals dat gebruikelijk was, een tafelrede zou houden en een actueel onderwerp aan de orde zou stellen. 1)
Jezus richt zich in de eerste plaats tot álle aanwezigen: “wanneer ge door iemand wordt uitgenodigd ga dan niet aanliggen op de voornaamste plaats, want het zou kunnen dat er uw gastheer iemand heeft uitgenodigd die voornamer is dan gij”. Daarna richt Jezus zich tot de gástheer: “wanneer u een gastmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, familie of rijke buren uit, want het zou kunnen dat zij u op hun beurt uitnodigen en dat ge het dus terugkrijgt. Nodig armen en gebrekkigen uit”.
In beide gevallen gaat het om de vraag:  met welke instelling ga je naar een feest waarvoor je bent uitgenodigd, en waarom geef je een feest en voor wie. De toehoorders voelen wel aan, dat er in de voorbeelden die Jezus geeft, meer mee speelt, dan de vraag hoe iedereen zich in het vervolg zou moeten gedragen bij feestjes en partijen.
Niet voor niets vermeldt de evangelist Lukas dat deze maaltijd zich afspeelt op de sabbat. Alle aanwezigen zijn naar de synagoge geweest. Ze hebben hun religieuze verplichtingen vervuld. Ze voelen zich, als Farizeeen, als heersende partij, bevoorrecht. Dat vieren ze door de sabbat af te sluiten met een avondvullende maaltijd met vrienden en gelijkgezinden.
Maar waarom is de sabbat ingesteld? Wat is de betekenis van de zevende dag waarmee elke week wordt afgesloten? Om te gedenken dat God alles geschapen heeft in hemel en op aarde. Dat Hij alles goed geschapen heeft. Dat God de aarde aan de mensen gegeven heeft om te bewerken en de vruchten te plukken en te genieten. Dat er voor iedereen genoeg is. Dat er één dag is waarop niemand behoeft te werken. Een dag waarop alle mensen als broeders en zusters vieren dat ze voor God en elkaar gelijk zijn. Daarom de samenkomst in de synagoge, daarom tijd voor familie en vrienden. Een dag dus om met zijn allen elke week opnieuw te toetsen of men nog dat zelfde doel voor ogen heeft, de dienst aan God en elkaar.
Maar hoe gemakkelijk sluipt dan niet een zekere zelfgenoegzaamheid in de gemeenschap. Hoe gemakkelijk sluipt er niet iets van een superioriteitsgevoel binnen. Vooral dat gevoel een streepje voor te hebben bij God. Dat zij niet zozeer blij waren met God, maar dat God blij mocht zijn met hen. Dáár doelt Jezus op als Hij zegt: “Als je op een bruiloft wordt uitgenodigd, ga dan niet aan liggen op de voornaamste plaats”.
We weten dat de omgang van God en zijn volk in de Bijbel vaak wordt vergeleken met een bruiloftsfeest. Jezus maakte zich op voor dat bruiloftsfeest door zijn tocht naar Jeruzalem waar Hij Gods liefde wilde vieren met hart en ziel en tot het uiterste toe, zelfs met het offer van zijn leven, als het niet anders kon. Jezus waarschuwde door zijn toespraak aan de maaltijd dat de mensen door hun zelfgenoegzaamheid van een koude kermis zouden thuiskomen. Dat ze niet vooraan zouden zitten, maar achterin. En dat geldt nog steeds als wij ons als mens en als gelovigen niet bescheiden opstellen tegenover God en elkaar.
Maar Jezus sprak ook de gastheer aan die hen allemaal had uitgenodigd. Met welke instelling nodig je gasten uit? Om op jouw beurt weer uitgenodigd te worden voor een feestje? Waarom familie en vrienden en rijke buren, en waarom geen armen en gebrekkigen? Want de sabbat herinnert ons als mensen eraan, dat God een feest aanricht voor alle mensen. Hij doet dat niet om er beter van te worden, maar om werkelijk mensen met al hun fouten en gebreken zoals wij, te begeleiden met zijn zegen en door zijn genade en liefde uitzicht te geven op het eeuwige leven.
Maar als je echt vrienden bent van God zou je je ook zo moeten gedragen, houdt Jezus zijn gastheer voor. Alles is van God,  die alles geschapen heeft. Zonder Hem zou er niets zijn. We hebben het slechts te leen voor een bepaalde tijd. Maar als we onszelf vastbijten in ons aardse bezit als een roofdier zijn prooi, dan genieten we er niet echt van. Want we laten anderen die niets hebben, er niet van meegenieten.
We ontkomen er niet aan deze woorden van onze Heer over het uitnodigen van armen en gebrekkigen aan ons feestmaal toe te passen op de actualiteit, de huidige migratiecrisis. Zie ter Apel Het is de vraag hoe wij het feest van het leven dat God ons schenkt, kunnen vieren als andere mensen onder mensonterende omstandigheden binnen onze lands grenzen verkeren.
De wet beschermt mensen die gevlucht zijn vanwege politieke en economische omstandigheden. De overheid is dus verplicht om mensen op te vangen zoals ze ook verplicht is eigen burgers te behoeden voor leven onder het bestaansminimum. Tegelijk hebben we als burgers en als christenen ook een verantwoordelijkheid om te zien wat we kunnen doen binnen onze mogelijkheden, in de eerste plaats ook om een sfeer te creëren waarin mensen welkom zijn en zich veilig voelen, een sfeer die niet vergiftigd is door racisme en vooroordelen.
Wat zou het mooi zijn als we als kerken en christenen de boodschap van Jezus concreet maken door iets te betekenen voor hen voor wie het leven geen feest is. Dat we handelen vanuit onze visie op het rijk van God dat we verwachten. Of zoals Jezus zegt aan het einde van zijn tafelrede: “Gelukkig zult ge zijn omdat zij het niet kunnen vergelden” Amen

Martin Los pr.

!) Evangelie van deze zondag volgens het universele r.k. rooster van lezingen
In de H. Dominicuskerk in Tiel is elke zondag om 11.00 een Eucharistieviering. Hartelijke welkom

De schatten van de kerk

Preek op de 6e gewone zondag door het jaar 13 februari 2022 Houten

“Zalig jullie, armen want aan jullie behoort het koninkrijk van God” zegt Jezus tegen de menigte die van alle kanten is toegestroomd. Om het belang en de betekenis van deze woorden beter te begrijpen, moeten we weten, dat dit Jezus’ eerste toespraak is, die ons is overgeleverd. Hij heeft eerder al gesproken in de synagoge waar uiteraard alleen vrome Joden kwamen, hij heeft van af vissersbootjes een grote willekeurige menigte toegesproken. Allemaal inwoners van Galilea, bewoners van het platteland. Die toespraken vinden we niet terug in het Evangelie. Je zou die dus als een try-out of generale repetitie kunnen beschouwen. Nu is Jezus van de berg afgedaald, als een nieuwe Mozes, naar een vlak terrein waar veel mensen op hun gemak kunnen plaatsnemen. Voor het eerst zijn ook inwoners van de hoofdstad, Jeruzalem, erbij en van het Joodse land erom heen. Zelfs mensen van over de grenzen, uit Tyrus en Sidon. Voor het eerst zijn dus alle diverse bevolkingsgroepen aanwezig, in alle soort en smaken, stad en land en buitenlanders. Rijp en groen, rijk en arm. Een afspiegeling van hoe het hele volk van God er uit zou kunnen zien. Nú komt voor het eerst “het koninkrijk van God” ter sprake. “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”. Des te frappanter is het dat zodra het rijk van God ter sprake komt, de armen voorop gaan: “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”.
Jezus spreekt hier niet óver de armen, hij spreekt tót de armen: “Zalig jullie, armen”. Het is dus een ontmoeting. Jezus en de armen, oog in oog.
Wat zéggen ons deze eenvoudige waarnemingen? Ik zeg ‘eenvoudig’, want je hoeft geen theoloog of priester te zijn om dit te zien. Het zégt ons dat in het koninkrijk van God, het rijk dat Jezus verkondigt, de armen op de eerste plaats komen. Niet als een anonieme groep van mensen, over wie je spreekt en dan nog voornamelijk als een probleem of een last; nee, als personen mét wie je spreekt, met een naam en een gezicht.
We weten allemaal dat er een hemelsbreed verschil is tussen óver mensen en groepen spreken, en mét elkaar spreken. En vooral: naar elkaar luisteren. Want we vergeten vaak dat spreken met luisteren begint. “Zalig jullie armen, want aan jullie behoort het rijk van God”. Paus Franciscus benadrukt telkens weer dat oog hebben voor de armen en luisteren naar de armen de kern en het begin is van het koninkrijk van God. Want zegt Jezus. dat rijk behoort aan hen toe.
Dit besef is niet iets van de laatste tijd, maar is zo oud als de kerk. Ik moet denken van de heilige Laurentius. Hij leefde in de eerste helft van de 3e eeuw in Rome. Het was nog de tijd van de christenvervolging. De consul van Rome begeerde de schatten van de kerk in Rome. Laurentius beheerde als diaken het geld van de kerk dat uiteraard bestemd was voor de armenzorg. Laurentius antwoordde de consul dat hij  tijd nodig had om de schatten van de kerk te verzamelen. Ik geef je een etmaal.  Als ik ze dan nog niet heb, betaal je me met je leven, zei de op geld beluste magistraat. De volgende dag kwam Laurentius naar het stadhuis in het gezelschap van een grote menigte armen uit alle hoeken en gaten van Rome. De consul was verontwaardigd toen hij al die paupers zag. Hou je me voor de gek? Zei hij. “Edelachtbare consul, antwoordde de diaken: “dít zijn de schatten van de kerk”.
De armen zijn de ware schatten van de kerk omdat aan hen zoals de Heer zegt, het rijk van God toebehoort. Dus zal ieder die verlangt naar het rijk van God dicht bij hen moeten zijn en blij met hen moeten zijn.
Wanneer wij over de schatten van de kerk spreken bedoelen we meestal de kunst in de kerk en onze prachtige gebouwen die helaas leger en leger worden. Allemaal schatten waarvan het onderhoud zwaar op de begroting drukt. Wat we misschien als christenen vergeten zijn is dat de kerk niet alleen bestaat uit een mooi kerkgebouw en een verzorgde eredienst. Ze bestaat ook niet alleen uit overdracht van het geloof en de leer van de kerk door catechese, preken en artikelen in het parochieblad. Dat allemaal ook. Maar de kerk bestaat ook en in de eerste plaats uit liefde en respect en oprechte zorg voor de armen. Uit medeleven met hen.
Onze huidige paus gaat zelf eenvoudig gekleed en te voet over straat. Hij is vaak te midden van daklozen en gevangenen te vinden.  Daarmee verkondigt hij door zijn eigen voorbeeld dat het kerkzijn dáár begint. Wanneer we in onze eigen woonplaatsen weer een levendige gemeenschap willen scheppen, houdt hij ons voor, moeten we de wáre schatten van de kerk terug vinden, de armen aan wie het rijk der hemelen toebehoort, dat rijk  waar we zelf ook graag bij willen horen. Een kerk vol leven. Een kerk die het verschil maakt. Het gaat er dan niet alleen om dat we hen helpen in nood, zorgen dat niemand honger lijdt, door vrijwilliger te zijn bij de voedselbank of de schuldhulp- verlening, of de jongerenzorg en het buurtwerk. Het gaat erom dat we hun bondgenoten zijn, en dat we naar hen luisteren en van hen leren. Jezus die het begin en het hoofd van de kerk is leert ons de armen en gebrekkigen zien met zijn ogen, leert ons hen in de ogen kijken, ogen van liefde, blijdschap en ook van meelijden als we samen met hen soms machteloos staan. met tranen in de ogen.
Dit is geen moralistisch gepraat. Het is de uitnodiging van Jezus Christus om met zijn ogen te kijken en deel te nemen aan het bruiloftsfeest dat God, de Vader, aanricht voor de  Zoon in de gemeenschap van de Heilige Geest. Amen

© Martin Los, pr

Evangelie van deze 6e gewone zondag door het jaar: Lukas 6:17, 20-26
Afbeelding: Feestmaal met de armen, San Egidio Rome