Over autoriteit gesproken

Overdenking maandag in de 3e adventsweek
naar aanleiding van het Evangelie van deze dag: Mattheus 21:23-27

Lieve zusters en broeders, wij vragen ons denk ik af waarom de Farizeeën en Schriftgeleerden, zich zo terughoudend opstelden ten opzichte van Jezus. Zagen zij dan niet hoe bijzonder Jezus’ optreden was, de wonderen die hij deed, de heilzame woorden die hij sprak. Toch moeten we niet te hard oordelen over hen. Het is nuttiger om ons even in hen te verplaatsen. Zij waren de autoriteiten. Van autoriteiten mag je verwachten dat zij de samenleving behoeden voor personen die onder valse voorwendselen of met verkeerde intenties mensen voor hun karretje proberen te spannen, door hen te ontmaskeren voordat zij mensen die op hen hun vertrouwen stelden, diep teleurstellen of in hun val meeslepen.
Elke tijd kent charismatische leiders die door hun eigen roem verblind, buiten hun schoenen gaan lopen en zich menen meer te kunnen permitteren dan gewone mensen. Bureaucratische leiders die zich slaafs aan de regels houden, zijn ook geen echte idele leiders. Maar charismatische leiders verdienen dat we hen niet kritiekloos volgen, omdat helaas bij hen narcisme op de loer ligt alsof alles om hen draait.
Het is dus niet zo vreemd dat de Joodse autoriteiten enigszins terughoudend stonden ten opzichte van Jezus. Jezus zelf waarschuwt voor valse messiassen die zich zullen opwerpen in tijden van nood en beproeving.
Dat de Joodse autoriteiten als een soort keurmeester optreden is niet wat Jezus hen verwijt. Maar wel dat zij als autoriteiten – juist zij – hem niet herkennen als de Messias.  Zij zouden de eersten moeten zijn als gezaghebbende personen. Waant zij ontlenen immers hun gezag aan de levende traditie. Zij hebben door de overgeleverd kennis en wijsheid toch voldoende in huis om echt van onechte te onderscheiden. Daarom gaat Jezus niet in op hun vraag: “welke bevoegdheid hebt ge om dit te doen?“ Hoe kun je aan een blindgeboren uitleggen wat kleuren zijn?
Tegelijkertijd geeft hij hen als autoriteiten een raadsel op: “met welke bevoegdheid doopte Johannes de Doper?” als jullie daar een antwoord op kunt geven, zal ik vertellen met welke bevoegdheid ik doe wat ik doen”
Ze overleggen bij zichzelf: als we zeggen “van de kant van de mensen” zal het volk zich tegen ons leren want zij houden Johannes voor en profeet. Zeggen we van de kant van God, dan zal Jezus zeggen: waarom heb je hem dan geen geloof geschonken”. In het eerste geval vrezen zij hun autoriteit in de ogen van het volk te verliezen. Dat kan natuurlijk niet, want als een autoriteit zijn autoriteit verliest is het geen autoriteit meer. Maar in het geval dat zij zeggen: Johannes handelde van Godswege, dan zouden ze dus als autoriteiten moeten zeggen: Johannes was een van God gezonden. Dat zou dus voor hen juist reden moeten zijn om Johannes te erkennen en dus ook Jezus die hij had aangewezen.
Dus Jezus valt niet op een goedkope manier het gezag – of elke vorm van gezag af – zoals vele revolutionaire figuren en volksmenners en anarchisten doen.
Wat Jezus duidelijk maakt en de Joodse autoriteiten verwijt dat zij niet als autoriteiten optreden zoals ze zouden moeten en gezien hun positie ook zouden móeten.
Bidden we dat ook in onze tijd autoriteiten zichzelf niet voorop stellen, maar hun autoriteit gebruiken om wat boven hen staat en wat van God komt te onderscheiden en te respecteren. Zij dienen daardoor de samenleving en vergrootten hun autoriteit.
En laten wij als samenleving die niet zonder autoriteiten kan, het vermogen ontwikkelen om waarachtig gezag te herkennen en te erkennen.  Amen

(c) Martin Los, pastoor