Liefde stopt niet bij de dood

Preek op de gedenkdag van Allerzielen maandag 2 november in de Mariakerk

“Heer, geef de gestorvenen de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. Dat zij rusten in vrede”. Met dit gebed begeleidt de Kerk onze gestorven broeders en zusters sinds mensenheugenis bij de overgang van dit aardse leven naar het eeuwige leven..
Op deze dag bidt ze in het bijzonder voor de gestorvenen aan wie niemand denkt omdat zij geen nabestaanden hadden of omdat ze als vreemdeling gestorven zijn. Denk aan de talloze vluchtelingen die onderweg naar de vrijheid omkomen.
Sommigen hebben er moeite mee dat wij bidden voor het zielenheil van gestorvenen. Als mensen gestorven zijn, dan kunnen wij toch niets meer voor hen doen? Dan hangt hun lot toch geheel af van God? En van het offer dat Christus voor de wereld heeft gebracht?
Hier spelen nogal wat misverstanden. In de eerste plaats betekent bidden voor de gestorvenen niet dat wij God een handje moeten helpen of dat wij twijfelen aan de kracht van het offer van Christus. Bidden voor de overledenen betekent juist dat wij in de handen klappen voor de liefde en de genade van God. Als kinderen van God vertrouwen we helemaal op de barmhartigheid van onze Vader in de hemel.
Verder betekent bidden nooit dat God óns gebed nodig heeft omdat Hij anders iets over het hoofd zou zien. Bidden doen we niet omdat God ons gebed nodig heeft, maar omdat wij niet zonder kunnen. We houden van onze dierbare overledenen, ook als zijn gestorven zijn. Onze liefde voor hen houdt niet op. Ons gebed voor hen is een teken van onze liefde voor hen, en onze zorg voor hen die niet ophoudt bij hun dood. Al hebben we het volste vertrouwen in de barmhartigheid van God, onze gevoelens bloeden niet dood bij de dood van onze geliefden en mensen die iets voor ons betekend hebben en voor onze medegelovigen. En onze deernis met onze medemensen in het algemeen, stopt niet bij hun dood. Wij kunnen niet anders dan hen toevertrouwen aan Gods barmhartigheid, niet een keer, niet een beetje, maar zonder ophouden: “Heer, geef de gestorvenen de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichten hen”. 
Wij weten dat Jezus Christus altijd gereed is om ons te ontvangen in zijn rijk. Maar we weten ook dat wij lang niet altijd klaar zijn om Hem te ontmoeten. In die zin leven we ons ook in in de overledenen. Als we hen van nabij gekend hebben, kennen we ook hun zwakheden en tekortkomingen en soms hun verkeerde daden. Wat betekent het dat je als mens met al je fouten en tekortkomingen eens voor God komt te staan in zijn heerlijkheid. Wil je dan niet wegkruipen door een muizengaatje? Maar je kunt nergens heen in het eeuwige licht.  Mag je er dan niet van overtuigd zijn dat Jezus Christus, het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, jou omvormt naar zijn beeld? Hoe vormt hij je om? Door zijn vurige liefde.
Om zo met de gestorvenen mee te leven – dat zij niet van schaamte hoefden weg te kruipen; dat de ontmoeting met de Heer hen geen pijn zou doen, pijn van spijt en berouw, maar hen zuiverde zoals alleen liefde maar kan doen – om  zo met de gestorvenen mee te leven en gesterkt te worden in het geloof dat alles goed kwam, ontstond lang geleden de gedachte aan het vagevuur. Het vuur van Gods liefde dat alle zonden uitwist. Geen fysiek vuur, maar de warmte en de troost van echte liefde
De leer van het vagevuur is niet afgeschaft, maar ze wordt in onze tijd weinig benadrukt vanwege de vele misverstanden die er aan kleven. Er zijn genoeg andere beelden in de Bijbel
Het is ook geen goddelijke leer, in die zin dat het geloof van de kerk ermee staat of valt. Belangrijk is dat we als gelovigen beseffen dat we met elkaar verbonden blijven. Niet door hen te manipuleren zoals bij spiritisme. Niet door middel van mediums die voorgeven contact te hebben met de andere wereld. Nee, door de liefde voor hen waardoor zij wonen in onze harten. Het menselijk hart is het filiaal van de hemel. De dood maakt geen einde aan onze liefde voor elkaar. En altijd zullen we met onze gedachten bij onze overledenen zijn. En altijd zullen wij de behoefte voelen dat wij hen vanuit onze liefde en zorg voor hen toevertrouwen aan de liefde en trouw van God.
“Heer, geef de gestorvenen de eeuwige rust. En het eeuwige licht verlicht hen” amen

(c) Martin Los
we lazen in de Allerzielenmis 1) Jesaja 25:6a, 7-9 2) Fillipenzen 3:20-21 en Evangelielezing: Johannes 17: 20-26


Geen goedkope troost

Preek op het feest van Allerheiligen op zondag 1 november 2020 in de Mariakerk en Willibrordkerk

“Zalig de treurenden want zij zullen getroost worden” is één van de beloften die Jezus aan zijn hoorders doet 1). Een belofte betreft de toekomst die we nog niet kennen. Hoe zullen de treurenden getroost worden, vragen we ons af?  Weegt er iets op tegen het verlies van dierbare? En ook tegen het lijden omwille van waarheid. gerechtigheid en menselijkheid? Is dat ook geen verlies?
Wij staan in het bijzonder vandaag als gelovigen stil bij onze gestorven broeders en zusters. Bij degenen die we persoonlijk gekend en bemind hebben, degenen die nog kort geleden onder ons woonden. Maar ook bij hen aan wie niemand nog denkt en om wie niemand treurt.
Zalig de treurenden want zij zullen getroost worden”. Jezus zegt niet: ‘de tijd heelt alle wonden’. Wie oprecht treurt zou dat terecht als een miskenning van zijn verdriet kunnen voelen. Jezus biedt wel troost, maar geen goedkópe troost.
Hij zegt niet: verdriet stelt in het licht van de eeuwigheid niets voor dus maak je niet druk. Of dat soort dingen die wij onszelf soms voorhouden of aan anderen als we geen eigenlijk geen woorden kunnen vinden.
“Zalig die treuren” betekent juist: ‘Houdt vól als je treurt om verlies. Dán zul je getroost worden!’
In onze tijd is alles erop gericht om verlies zo snel mogelijk te verwerken. Om zo min mogelijk te treuren. Treuren pas niet in onze opvatting dat je zoveel mogelijk van het leven moet genieten alsof het leven niet evenzeer bestaat uit moeite en inspanning. Treuren past ook niet in onze maatschappij omdat wij de samenleving steeds meer opvatten als een continuebedrijf waarin iedereen 24/7 acteert als werknemer. Alsof het hele leven aan de een kant consumeren en aan de andere kant produceren is. Wie treurt geniet immers niet. En wie treurt is niet doelmatig bezig. Treuren heeft om het zo te ze geen ‘geen nut’. Het staat zelfs de vooruitgang in de weg. Verloren tijd niet alleen van jezelf, ook van de maatschappij.
Maar het lijkt erop dat Jezus wil zeggen dat treuren – stil staan bij verlies – juist de echte troost geeft. Treuren is niet het zelfde als je wentelen in verdriet. Dan ben je meer gericht op jezelf dan degenen die je mist. Treuren is stil staan bij verlies van hen die we moeten missen.
Treuren is de tijd nemen om te overdenken wat de anderen die we moeten missen, voor ons betekend hebben, en wat zij, doordat wij hen gedenken, voor ons blijven betekenen. De liefde die ze ons gegeven hebben, persoonlijk en als samenleving, blijft van kracht. We blijven geworteld in hun liefde.
Treuren wil zeggen: stil staan bij de offers die zij gebracht hebben, hun onbaatzuchtigheid. Die blijven tot zegen voor ons en latere generaties.
Treuren is stil staan bij het goede dat zij hebben gedaan, de verantwoordelijkheid die ze genomen hebben. Het vervult onze harten vol dankbaarheid en verjaagt de leegte.
Het vooruitgangsgeloof van onze tijd roept luid van de daken dat het verleden voorbij is en dat we weinig kunnen leren van vorige generaties die immers minder ver waren dan wij. Maar het geloof van de kerk troost ons en fluistert ons in, dat de heiligen ons zijn voorgegaan. Opgenomen in Gods toekomst. Opgenomen in Gods heerlijkheid. Daarom troost het ons als wij hen gedenken. We zijn en blijven verbonden met hen door geloof, hoop en liefde. Ja, onze liefde kan zelf nog toenemen doordat we door ervaring wijs geworden, nog meer respect krijgen voor degenen van wie we door hun dood afscheid moesten nemen. En als er dingen waren die ons dwarszaten in hun gedrag, hun zwakheden en tekortkomingen, kunnen we die hopelijk vergeven. We kunnen groeien in begrip en hen daardoor nog beter leren kennen. Hun beeld in ons hart maakt nog steeds een ontwikkeling door. Als een voorproef dat we hen ooit samen met onszelf mogen zien. Daarom zegt Johannes in zijn brief: Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is 2).
“Wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard”. We zijn nog onderweg. Zij zijn gelukkig bij de Heer. Wij zijn gelukkig nog onderweg, gelukkig ja, want zo lang wij leven krijgen we de kans om waarheid te zoeken, gerechtigheid te doen, menselijkheid waar te maken. Degenen die ons zijn voorgegaan staan ons daarin bij.
Juist als we stil staan bij onze gestorven en wat zij voor ons betekend hebben, zullen we niet alleen gemis ervaren. We zullen door hun gedachtenis verrijkt worden. We zullen juist door het gemis, verlangen om eenmaal weer verenigd te worden. Want zouden wij hen niet missen hoe zouden we dan kunnen verlangen verenigd te worden. Zoals we nu al één zijn met Jezus onze gestorven Heer, maar toch verlangen te delen in het eeuwige leven met hem. Op die toekomst vooruitlopend gedenken wij met heel de Kerk onze gestorven broeders en zusters. En ieder persoonlijk de eigen gestorven echtgenoten, kinderen, ouders, familie en vrienden. Wij kunnen ons leven niet denken zonder hen. We kunnen hun leven voorbij de dood, niet denken zonder ons.
“Zalig de treurenden want zij zullen getroost worden”. Amen

(c) Martin Los
lezingen in deze eucharistie op het feest van Allerheiligen
1) Evangelie: Mattheus 5:1-12a
2) 2e lezing: 1e brief van de apostel Johannes: