Waar liefde woont en vriendschap, daar is God

Preek op de 6e zondag in de Paastijd 22 mei 2022 Werkhoven

“Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden. Mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen” 1).  Dat is de belofte van Jezus aan zijn leerlingen en aan de hele kerk door alle tijden en op alle plaatsen.
Met die belofte legt Jezus de toekomst vast. Niet in die zin dat hij een gedetailleerd plan voorlegt en voor hen in kaart brengt wat de gelovigen allemaal zal overkomen aan voor- en tegenspoed. Toekomst blijft toekomst. Dat moeten we allemaal zelf ondervinden. Maar één ding staat vast. Dat Jezus en God bij ons zullen zijn en in liefde beschermen. Het is als met een huwelijk. De toekomst kent niemand, maar het ja-woord staat vast. Dat is ook het allerbelangrijkste. Zo belooft Christus trouw aan zijn kerk en aan de mensheid.
De wereld, de kerk, het leven zelf zijn altijd in ontwikkeling. Soms lijkt de wereld lange tijd een beetje stil te staan. Dan opeens kunnen veranderingen heel snel en onverwacht gaan. Denk alleen maar aan de corona-crisis en de oorlog in Oekraïne. Er komen dan veel zaken op ons af die om een reactie en een antwoord vragen. Dingen die vast stond lijken op eens onzeker geworden.
Het is noodzakelijk dat we dan ook in gebed bij Jezus en bij God te rade te gaan. We mogen vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest, maar dan moeten we er wel voor openstaan en naar vragen.
Het boek van de Handelingen der apostelen vertelt van de eerste jaren van de kerk na Pasen. Ze stond toen als het ware nog in de kinderschoenen. De eerste christenen ten tijde van de apostelen moesten nog van alles ontdekken en uitvinden.
De eerste grote uitdaging waar de kerk, de oergemeente in Jeruzalem, voor stond was de vraag hoe men om moest gaan met de mensen van niet-Joodse afkomst die tot geloof in Jezus als Messias en Redder van de wereld waren gekomen 2). De apostelen en de eerste christenen waren allemaal Joods. Ze waren besneden en volgden de talloze Joodse wetten die het alledaagse leven tot in de kleinste details bepaalden. velen gingen er min of meer van uit dat de mensen van niet-Joodse afkomst die in Jezus geloofden eerst Jood zouden moeten worden. Maar dat was praktisch onmogelijk voor iemand die het niet met de paplepel ingegoten gekregen had. Bovendien was besnijdenis als ingreep  voor volwassen mannen zeker niet ongevaarlijk in dit tijd. Ze mochten dus nog niet deel nemen aan de eucharistie. Er dreigde dus een soort eerste- en tweederangs christenen te komen. Maar was dat geen discriminatie? Was dat niet in strijd met de liefde van Christus? De gemoederen liepen hoog op tussen de mensen die vast willen houden aan de traditie die hen heilig was, en de mensen die buitensluiting van medegelovigen op grond van een eeuwenoude traditie onaanvaardbaar vonden. Uiteindelijk kwam de apostelen door gebed en vasten tot de conclusie dat er geen scheiding zou mogen zijn. Niet-Joden die in Jezus geloofden mochten volwaardig lid van de geloofsgemeenschap zijn. “De heilige Geest en wij “schrijven de oudsten van Jeruzalem” hebben besloten u geen zwaardere lasten op te leggen”. Dit was een zeer ingrijpende beslissing van de jonge kerk. Er mocht geen enkele vorm van discriminatie onder de gelovigen zijn. We horen zelfs dat de oudsten hun excuses aanbieden voor de bezwaren die de traditionalisten tegen hen hadden ingebracht.. De apostelen spreken zelfs duidelijk uit dat deze achterstelling van gelovigen uit de niet-Joodse  wereld op geen enkel gezag beruste.
Dit is niet alleen belangrijk voor de jonge kerk van toen, maar ook voor de kerk van nu die eigenlijk nog steeds in de kinderschoenen staat, want in de loop van de eeuwen komen nieuwe vormen van discriminatie aan het licht die eerst misschien nog niet eens zo ervaren worden, maar op de duur ineens onaanvaardbaar blijken.
In de tijd van het kolonialisme waren alle missionarissen en bisschoppen in de koloniën vanzelfsprekend blanke personen met Europese gewoonten en cultuur. Mensen met een zwarte huidskleur moesten zich aanpassen. bijna Europeaan worden. Dat is lange tijd zo gegaan, totdat steeds meer mensen aanvoelden dat die niet in overeenstemming is met de liefde van Christus voor wie alle gelovigen even kostbaar zijn, Nu zijn er vele gekleurde bisschoppen. Ook is de wereldkerk al zo’n halve eeuw geleden akkoord gegaan met plaatselijke gebruiken in andere werelddelen . Vaak kan het grootmoedig en liefdevol zijn excuses aan te bieden.
Zo staat de kerk steeds weer voor nieuwe uitdagingen, om aan een veranderende wereld het Evangelie te verkondigen op zo’n manier dat de vreugde en de liefde ervan afspat. De vraag rijst welke vormen van discriminatie er in onze tijd zijn die we als pijnlijk ervaren? Voelen bijvoorbeeld mannen en vrouwen die anders geaard zijn zich volledig geaccepteerd? Als zij het geloof in God, de Vader, en in Jezus Christus volledig delen met hun mede broeders en zusters, moeten we als christenen en als kerk hen dan niet volledig accepteren. Moet de kerk daarin niet een voorbeeld zijn en een veilig thuis? Voor iedereen?
“Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden. Mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen”. We leven als gelovigen altijd met het visioen voor ogen van de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem 3). Die stad is één, heilig, gebouwd op de fundamenten van de apostelen, met twaalf poorten naar alle vier windrichtingen drie. Ze staat voor iedereen open die gelooft in Jezus als het Lam Gods. Dat is wat “katholiek” betekent, geen scheiding op grond van ras, taal, afkomst, geslacht, seksuele geaardheid, huidskleur. ”Waar liefde woont, daar is God. Zo was het in het begin, zo is het nu en in de eeuwen der eeuwen” Amen.

Martin Los, pr
Schriftlezingen in de H. Mis op de 6e zondag in de Paastijd
1) Evangelie-zing: Johannes 14:23-29
2) eerste lezing: Handelingen 15:1-2, 22-29
3) tweede lezing: Openbaring van Johannes 21:10-14, 22-23
afbeelding: De stad van God. Wikipedia.org

‘Het is niet goed dat de mens alleen blijft’

Preek op de 27e zondag jaar B op zondag 3 oktober 2021 in de Mariakerk en Willibrordkerk

“Het is niet goed dat de mens alleen blijft” 1)
Lieve zusters en broeders, deze week maakte supermarktketen Jumbo bekend dat in een aantal filialen een kassa zou komen waar mensen even een praatje konden maken als ze daar behoefte aan hadden. De gedachte erachter was dat veel alleenstaanden, met name oudere mensen, op sommige dagen niemand spreken. Ze hebben het gevoel dat hun tong aan hun gehemelte zit vastgeplakt. Het zegt wel iets over onze samenleving dat er zo’n eenzaamheid heerst. We kunnen daar eigenlijk geen genoegen mee nemen. Maar wat doen we eraan? Als parochie hebben we verscheidene malen – vooral tijdens de coronacrisis – via het kerkblad oproepen gedaan dat eenzame mensen zich zouden melden. Maar er kwam geen reactie. Blijkbaar hebben mensen behoefte aan spontáán contact in de buurt of van bekenden. Dit is een oproep aan ons allen om te zien of er in onze directe omgeving eenzame mensen zijn die we met een bezoekje of telefoontje een groot plezier zouden kunnen doen.
U merkt dat ik een paar keer de woorden ‘alleen’ en ‘eenzaam’ door elkaar hebt gebruikt. Toch moeten we onderscheid maken. Want je kunt eenzaam zijn maar niet alleen. Je kunt je eenzaam voelen terwijl je helemaal niet alleen bent, maar in een kamer vol mensen of waar dan ook. De kerk niet uitgezonderd. Bijvoorbeeld omdat niemand iets aan je vraagt, of je merkt dat iedereen met anderen dingen bezig is als jij. Je kunt je in de steek gelaten voelen.
In het scheppingsverhaal gaat het al over de mens die alleen is. “Het is niet goed dat de mens alleen blijft” Van alles wat hij geschapen heeft, zag God dat het goed was. Tof is het Hebreeuwse woord dat we te danken hebben aan de Joodse gemeenschap in ons land. Tof is iets waar niets aan ontbreekt en waar de waarnemer van geniet..
“Het is niet goed dat de mens alleen blijft”. Dat is niet tof. Er ontbreekt iets wezenlijks aan de mens aan het begin. Hij is nog onaf. De mens kent zichzelf nog niet. Hij wijst de dingen en de dieren om hem heen aan. Hij geeft ze een naam. Dat wil zeggen dat je er over kunt beschikken en er mee weet om te gaan. Maar de mens heeft nog geen idee van zichzélf. Hij kan zichzelf níet eenzaam voelen, want hij weet nog niet wat of wie hij mist. “Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past” zegt God in het begin van de schepping en in het begin van de Bijbel. Vervolgens horen we het mysterieuze verhaal van de mens als man en vrouw. De mens die alleen is, wordt als het ware opengevouwen in man en vrouw. Zij is aan hem gewaagd, aan hem gelijk. Eén met hem en toch anders.
Door de ander die anders is en toch eén met hem, en gelijk aan hem maar toch niet hetzelfde, kan de mens zichzelf leren ontdekken en kennen. En van haar geldt het zelfde.
“Het is niet tóf dat de mens alleen blijft” is dus niet een sociaal probleem, maar de vraag naar wie de mens zelf is. Hoe mens te zijn en zichzelf leren kennen. Daarvoor is de ander nodig, die niet alleen ander is maar ook anders en toch gelijk. Alleen in meervoud en diversiteit, alleen door het verschil, leren we de rijkdom van onszelf en elkaar kennen. In de ontmoeting met elkaar als mensen die één en gelijk zijn en toch anders. Als verschillende personen, leren we onszelf kennen. En de ander. Voelt een mens zich thuis.
We kunnen onszelf af en toe wel even terugtrekken in gedachten of op een plek waar we alleen met onszelf zijn, maar steeds weer keren we terug in de wereld van de mensen om ervaringen op te doen en ons zelf daardoor beter te leren kennen. Naar elkaar luisteren verrijkt onszelf. “Het is niet goed dat de mens alleen blijft”
We kennen allemaal de ervaring dat als we onszelf uitspreken tegenover iemand die we vertrouwen, een vriend, een zus, een pastor, dan draaien we niet langer in een cirkeltje in ons zelf rond, maar we onderscheiden wat we wel belangrijk vinden en wat eigenlijk onzin is. Het kaf, de onzin, van het koren, wat zinvol is. Dan kunnen we weer verder gaan. We zien weer een weg voor ons omdat we met de ander ons innerlijk gedeeld hebben.

Een heel bijzondere vorm van een zijn en anders zijn, van gelijk zijn en toch verschillend is natuurlijk het huwelijk. Dat mensen zich levenslang met elkaar verbinden, een verbond aangaan met het oog op een onbekende toekomst. Alles is onzeker, maar de belofte aan elkaar niet. Mensen, een vrouw en een man die het leven van de mens mogen doorgeven in een volgende generatie zodat de ontdekkingsreis van de mens doorgaat. Het is duidelijk dat we daar heel zorgvuldig mee moeten omgaan. Want eigenlijk is het een wonder dat mensen zo’n twee-eenheid kunnen vormen. Niet alleen moeten de gehuwden daar zelf zorgvuldig, respectvol en vol durf mee omgaan, maar ook de omgeving en de maatschappij.
Jezus komt op voor het geheim van het huwelijk 2). Hij constateert ook in zijn dagen dat het wonder van het huwelijk aan banaliteit dreigt ten onder te gaan. Een kwestie van de juiste formaliteiten verrichten en het is achter de rug.  Maar dat is vanaf het eerste begin niet de bedoeling: “Het is niet goed dat de mens alleen blijft”. Jezus die zelf vol passie was en zijn leven gaf voor allen, kwam met hart en ziel op voor de liefde en trouw. Hij legt als de levende Heer aan het begin van hun huwelijk met vreugde de handen van gehuwden in elkaar.
Velen in onze tijd slagen er niet in elkaar vast te houden. Misschien was dat in vroeger tijden ook zo en leefden niet weinig mannen en vrouwen als vreemden of verbitterd met elkaar onder één dak. Zij verdienen ons medeleven en begrip in plaats van afwijzing. Maar dat neemt niet weg dat de liefde en trouw tussen mensen die één zijn en toch anders, gelijk en toch verschillend, een groots avontuur is. Chapeau voor de vrouwen en mannen die dit aandurven en volhouden in deze tijd. Maar ook petje af voor degenen die ongehuwd blijven uit vrije verkiezing of omdat zij niemand vonden die bij hen paste, of alleen kwamen te staan, maar die niet minder deelnemen aan het avontuur van het menszijn door hun liefde voor de mensheid, hun hulpvaardigheid, hun luisterend oor, hun vreugde in het leven dat we samen mogen delen als geschenk van God.
Amen

Martin Los, pastoor
Schriftlezingen op de 27e zondag door het jaar B volgens het universele r.k. lectionarium:
1) Genesis 2:18-24
2) Evangelielezing: Markus 10:2-16