Met Pasen staat de kerk altijd in de kinderschoenen

Preek op de 2e zondag van Pasen 11 april 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, deze week las ik een artikel over een bekende hedendaagse musicus waarin hij zei dat hij blij was dat hij nooit het kind in hem verloren had. Hij bedoelde daarmee dat hij altijd spontaan en ondernemend was gebleven en altijd open had gestaan voor nieuwe ideeën en kansen. Het is mooi wanneer je als mens groeit, ouder en hopelijk wijzer wordt, maar dat je het kind in je niet vergeet.
Dat geldt ook voor de kerk. Ze is eeuwenoud en kent een traditie van duizenden jaren. Dat is indrukwekkend. Ze bevat een schat aan ervaring en wijsheid waar we uit mogen putten en waarop we mogen voortbouwen. Maar in elke tijd en generatie moet de kerk niet bang zijn voor het gevoel van nog in de kinderschoenen te staan. Want anders komt ze met antwoorden op vragen die niet meer gesteld worden, of ze gebruikt woorden die onverstaanbaar geworden zijn, of ze verschijnt in vormen die versleten zijn of tot folklore geworden.
De kerk staat dus aan de ene kant voor de dankbare opgave het overgeleverde erfgoed van het geloof te bewaren. Aan de andere kant moet ze in de kinderschoenen durven staan. Vol verwondering als een kind, Spontaan. Levend bij de dag.
Dat kindschap vieren we elkaar jaar, bijzonder in de Paastijd. Door de verrijzenis van Jezus staan we aan een nieuw begin. Door de steen die voor het graf is weggerold en door het lege graf worden we overweldigd en opnieuw geboren in een wereld waarin de dood niet het laatste woord heeft. We zien alles met nieuwe ogen. Pasen is de levensader van het geloof en van de kerk. Dat vieren en ervaren we elk jaar opnieuw in deze tijd van Pasen tot Pinksteren.
Dat kindschap moeten we dus koesteren. We moeten ons er niet voor schamen of voor terugschrikken. Daarom is het goed om in deze Paastijd te luisteren naar hoe de eerste christenen als het ware als kinderen leefden vanuit het geloof in de verrijzenis. “Met kracht en klem legden de apostelen getuigenis af van de verrijzenis van de Heer Jezus, en rijke genade rustte op hen allen” 1). Ze verkochten hun landerijen en huizen, legden het voor de apostelen neer die het uitdeelden naar ieders behoefte. Het geloof in de verrijzenis maakte dat de gelovigen zich niet meer vastklemden aan hun bezit. Ze voelden zich vrij en blij om hun behoeftige broeders en zusters te helpen. Het klink naief in de ogen van de wereld. Een soort euforie. Toch kunnen wij ervan leren hoe we los kunnen komen van bezit en anderen bijstaan in hun nood. En hoe ons dat in contact brengt met het nieuwe leven vanuit het geloof. In onze moderne tijd heeft de overheid en maatschappelijke organisaties veel van de zorg voor anderen overgenomen. Maar juist deze tijd confronteert ons ermee dat er op dat gebied veel fout gaat. We kunnen cynisch  en als gemeenschap aan de kant blijven staan. We kunnen ook zelf waar de maatschappij gaten laten vallen, kijken wat we persoonlijk kunnen doen. Durven we nog kinderlijk te zijn?
Johannes spreekt in zijn brief (1e lezing) ook over het kindschap zoals we hoorden: “Ieder die gelooft dat Jezus de verlosser is, is een kind van God. Willen we God liefhebben en zijn geboden onderhouden dan moeten we ook Gods kinderen liefhebben” 2) Ziet u: ook hier wordt onmiddellijk de relatie gelegd tussen het geloof in de verrijzenis van Jezus waardoor we kinderen van God zijn, en de liefde tot elkaar.  Het is de vraag of we ons geloof niet te individualistisch zijn gaan beleven, als een soort consumenten. Geloof vanuit de verrijzenis, geloof vanuit het kindschap, schept een gemeenschap waarin we broeders en zusters zijn van elkaar, mensen die oog hebben voor elkaar, naar elkaars verhalen luisteren, een gevoel van thuis bij Jezus geven, die blij zijn om elkaar te zien. Vanuit de vreugde dat je elkaars geloof deelt. Dat je samen in de levende traditie van de kerk staat. Dat kenmerkt een aanstekelijke geloofsgemeenschap. Een nieuweling herkent meteen dat hij of zij welkom is. Dan herkennen anderen dat Christus zelf in ons midden is.
Misschien is dat ook wel de boodschap van het verhaal van Thomas 3). Om de één of andere reden was hij er niet bij toen Jezus op de eerste dag van de week – de zondag – aan zijn leerlingen verscheen. Zij deelden samen die unieke ervaring dat de verrezen Heer in hun midden was, en zijn adem over hen blies. Ze hielden die ervaring niet voor zichzelf, maar vertelden Thomas erover. Stond hij nu op achterstand? Hij had iets niet meegemaakt wat zij wel hadden meegemaakt. Was hij dan minder in de ogen van Jezus? Telde hij niet mee? “Als ik mijn handen niet leg in de littekens, zal ik zeker niet geloven” Met andere woorden: Thomas legde zich er niet bij neer, dat Jezus aan de anderen verschenen was en aan hem niet. Jezus die aan de anderen wel verschenen was, maar aan hem niet, dat kon hij niet geloven. Thomas dacht als een kind, die jaloers was op de anderen kinderen die een cadeau hadden gekregen en hij niet. Dat liet hij er niet bij zitten. En hij kreeg gelijk. Toen ze weer bij elkaar waren verscheen Jezus aan hen, en ook aan Thomas. Hij mocht de wonden aanraken zodat ze nu allemaal wisten dat de verrezen Heer, dezelfde als de gekruisigde was. “Mijn Heer en mijn God” roept hij uit als een kind zo blij. Ook in het verhaal van Thomas gaat het om gemeenschap waarin niet de een achtergesteld wordt bij de anderen, maar als kinderen van één Vader samen alles delen. Waar mensen als broeders en zusters elkaar stimuleren en aanvuren. Wanneer we dat samen beoefenen blijft het geloof levend, hartelijk en onverwacht. Echt Paasgeloof vanuit de ontmoeting met Jezus, de gekruisigde en verrezen Heer in de gemeenschap, in de sacramenten, in de zorg voor elkaar en de onderlinge dienstbaarheid.
En voor ons allemaal geldt de geruststellende belofte van de Heer aan Thomas: ‘Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven”.

Martin Los

Lezingen voor deze 2e zondag van Pasen volgens het leesrooster van de r.k. kerk:
1) 1e lezing Handelingen der apostelen 4:32-35
2) 2e lezing: 1e Brief van Johannes 5:1-6
3) Evangelie: Johannes 20:19-31



Kennen is omgaan met. Over het lege graf.

Preek tijdens de Paaswake en op 1e Paasdag in de Mariakerk De Meern

“De Heer is waarlijk opgestaan, Alleluia”. Lieve zusters en broeders, met deze boodschap begroeten de christenen elkaar sinds mensenheugenis op het Paasfeest. Alleen op die eerste Paasmorgen nog niet. Want de vrouwen die als eerste de steen weggerold van het graf vonden, schrokken. Zij dachten dat het lichaam gestolen was. En de twee leerlingen die op onderzoek uit gingen, en het lege graf binnengingen, staarden in een groot raadsel. Zij begrepen het nog helemaal niet.
Hoe komt het, vragen we ons af, dat die ontsteltenis en die verbazing over is gegaan in vreugde en in het verlangen elkaar en de hele wereld toe te roepen: “De Heer is waarlijk opgestaan”?
Omdat ze zich Jezus zelf herinnerden. Wanneer wij iemand van wie we houden en die heel belangrijk is voor ons is, iemand die een centrale plaats in ons hart inneemt, verliezen, lijkt die ander in het niets opgelost. Maar tegelijk verschijnt die ander in allerlei beelden aan ons, wat je samen hebt beleefd, wat die ander heeft gezegd en gedaan. Dingen die je vergeten leek, komen plotseling boven. Zo komt die ander als het ware op een nieuwe manier op je toe. Ik heb dit uitgebreid beschreven in mijn boek over het verlies van mijn dochter Rosa.
“Die andere leerling die het eerste bij het graf was aangekomen, ging – na Petrus – ook het graf binnen. Hij zag en hij geloofde”. Voor hem was de steen die was weggerold zonder dat er iemand aan te pas was gekomen, het lege graf, de opgerolde doeken teken dat de Heer was opgestaan. Want hij kende Jezus. Hij had bij de maaltijden aan zijn borst gelegen. Hij had altijd een grote liefde voor Jezus gehad. Omdat Jezus anders was. Met niemand te vergelijken. De Zoon van God. Nu drong de laatste consequentie daarvan door: zijn meester was niet dood. Zijn Heer was opgestaan.

Later zouden hij en de andere leerlingen bij elkaar zitten en herinneringen ophalen aan wat Jezus hun gezegd had: dat de mensenzoon veel moest lijden, maar dat hij op de derde dag zou verrijzen. Ze zouden steeds beter gaan begrijpen dat Jezus altijd al degene was geweest, zoals hij nu aan hen verscheen. Hij leefde niet alleen voort in hun herinnering. Hun herinnering hielp hen te geloven dat Hij werkelijk de levende Heer is.
In het Marcusevangelie vertelt de engel aan de vrouwen, dat ze de leerlingen moeten verkondigen dat ze naar Galilea moeten gaan: “daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij gezegd heeft”. Galilea is de plaats waar Jezus hen geroepen heeft. Daar heeft Hij hen alles geleerd en zijn wonderbare tekenen laten zien. Wanneer ze zich dat allemaal herinneren, zullen ze ervaren dat Jezus bij hen is als de levende Heer.
Die woorden en daden van Jezus hebben de leerlingen doorgegeven in de Evangeliën, zodat ook wij hun herinneringen en getuigenissen mogen delen. En in de Eucharistie waarvan Jezus gezegd heeft: “doet dit tot mijn gedachtenis” en in de opdracht om elkaar lief te hebben: “Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie ook elkaar lief hebben”. Dat zijn niet alleen herinneringen aan Jezus in een verleden. Het zijn woorden van de levende Heer. Vanuit Pasen zijn ze vervuld van goddelijke nabijheid en kracht. Het zijn woorden waarin we de steen van het graf zien weggerold, woorden die ons tonen dat het graf leeg is en de dood geen macht heeft. “Uw woorden, Heer, zijn woorden van eeuwig leven” roepen de leerlingen uit. De woorden zijn vervuld van zijn kracht, van zijn persoon, van zijn leven.

Door zijn dood en verrijzenis heeft Jezus voor ons de poort van het eeuwige leven geopend. Maar wat is dat eeuwige leven? Hoe krijg je dit eeuwige leven?
Bij de volwassenendoop vraag de priester aan de dopeling: wat vraag je van de kerk? Antwoord: het geloof. Priester: Wat schenkt u het geloof? Antwoord: het eeuwige leven. Priester: dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen, Vader en de Zoon Jezus Christus.
Ziet u de steen weggerold? Ziet u het lege graf? Het geloof verbindt ons met Jezus en met God. Die verbinding, die relatie, is het eeuwige leven. In onze tijd wordt veel gesproken over ‘verbinden’ en over ‘inclusief denken en handelen’. De ultieme binding is ons leven verbinden met God. Dat is leven waar dood en bederf geen vat meer op hebben.
God kennen en Jezus kennen, is niet allerlei informatie bezitten over God, hele boekenkasten vol hebben staan. Jezus kennen, is omgaan met Hem. Zijn woorden ter harte nemen. Bij de beslissingen die we nemen te rade gaan bij Hem en bij wat Hij heeft gezegd en heeft voorgedaan. Daarin mogen we de levende Heer ontmoeten. Vanouds betekent ons woord ‘kennen” omgaan met. Een stelletje had vroeg “kennis aan elkaar”. Maar ook het Engelse woord ‘kin’ betekent je familie en vrienden. Ons woordje ‘kind’ – je eigen vlees en bloed -is daarmee verwant.
Dat eeuwige leven mogen we hier en nu dus al in beginsel ervaren. Want we mogen Jezus nu al kennen, en door Hem ook zijn hemelse Vader. We mogen hier en nu al als zijn kinderen leven en het leven als een geschenk van God ervaren dat Hij ons nooit meer afneemt. Tot we eens helemaal met Hem verenigd worden in het eeuwige licht.
We mogen met ons eigen leven getuigen: “De Heer is waarlijk opgestaan. Alleluia!” Amen

pastoor Martin Los
Evangelielezing Paaswake: Marcus 16:1-8; en 1e Paasdag:  Johannes 20:1-9
afbeelding: doop van een volwassene in de Paasnacht met het nieuw gewijde water en het licht van de nieuwe paaskaars