Homilie op de 30e zondag 23 oktober 2022 in de Dominicus kerk Tiel
Meestal spreekt Jezus in het Evangelie tot bepaalde personen, of tot een bepaalde groep zoals de leerlingen, of de menigte of de Farizeeën, of de rijken of de armen. Maar in het Evangelie van deze zondag spreekt Jezus tot mensen van wie je aan de buitenkant niet kunt zien wie het zijn. Hij sprak zo horen we “tot hen die – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachten”.1) Aan de hand van de ontroerende en indringende gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar waarschuwt Jezus ervoor dat we – wie we ook zijn – niet op de andere mensen mogen neerkijken. Niet alleen omdat dit op zichzelf verkeerd is. Het gaat in tegen de menselijke waardigheid die inhoudt dat alle mensen gelijkwaardig zijn. Maar anderen minachten schaadt ook onszelf in onze verhouding tot God bij wie geen aanzien des persoons is. Hij kijkt dwars door menselijke arrogantie en schone schijn heen.
We moeten vooral op de details van Jezus woorden letten. Jezus zegt niet: “kijk niet op andere mensen neer” maar hij zegt: kijk niet op dé andere mensen neer. Kennelijk is het zo, dat als we eenmaal op één mens neerkijken, we eigenlijk de neiging hebben op álle mensen neerkijken. Je bent dan als het ware alleen op de wereld. Of zoals we tegenwoordig zeggen: “je leeft helemaal in je eigen bubbel”. Omdat de gelijkenis die Jezus vertelt, zich afspeelt op het tempelplein lijkt hij daarmee te willen zeggen dat godsdienst een welkom excuus kan zijn voor hen die zich beter achten dan de anderen. Met andere woorden: als gelovige mensen moeten we extra op onze hoede zijn dat we ons niet boven andere verheven voelen.
De “Farizeeër” zegt Jezus verder “stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf: “God ik dank u dat ik niet ben zoals de rest van de mensen rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers of zoals die tollenaar”. Let ook hier weer op de details. De man bidt ‘bij zichzelf’. Hij is helemaal niet op God gericht maar hij denkt alleen aan zichzelf..
De man bad bij zichzelf, zegt Jezus. Hij spreekt tot zichzelf. Hij spreekt niet tot God. Dat is het verschil tussen echt bidden en denken dat je bidt maar alleen jezelf onder de kin strijkt.
De tollenaar die helemaal achteraan stond, bad met gebogen hoofd: “God, wees mij zondaar genadig”. Hij bad niet bij zichzelf, maar zijn gebed was een hartekreet tot God. En hij klopte daarbij op zijn borst.
Om te zeggen: Ik ben het Heer, ik heb het niet over de anderen, ik zelf heb gezondigd: door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld”. Wij gebruiken in onze traditie lichamelijke gebaren zoals het kloppen op de borst bij de boete-act om ons bewust te zijn dat het om onszelf gaat. Er moet geen misverstand over bestaan.
“Ik zeg u” zegt Jezus tot slot “deze ging gerechtvaardigd naar huis en de andere niet”. Zijn gebed werd verhoord. Hij voelde zich in genade aangenomen door God.
Is dat niet de bedoeling van ons gebed dat we Gods hulp, zijn liefde en genade mogen ontvangen? Hoe hooghartiger we zijn, hoe verder we van God afstaan en van onze medemensen. Hoe bescheidener we zijn, hoe meer God ons verheft. Hooghartig wil zeggen dat je anderen niet ziet staan en zelfs minacht. Bescheiden wil zeggen dat je anderen hoger acht dan je zelf en er voor anderen wilt zijn.
In de eerste lezing (uit het Boek Jesus Sirach) hoorden we: “Wie anderen bijstaat wordt welwillend ontvangen en zijn gebed reikt tot de wolken”. 2) Overal in de Bijbel vinden we die koppeling tussen bidden en doen. Anderen bijstaan en vruchtbaar bidden zijn om zo te zeggen twee handen op één buik. De handen vouwen en de handen uit de mouwen steken. “vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven onze schuldenaren”. De handen opheffen tot God is tegelijk de hand reiken aan onze naaste.
Mogen we dan helemaal niet blij en dankbaar zijn om het goede dat we doen. Mogen we er niet trots op zijn dat we in deze wereld getuigen mogen zijn van de Blijde Boodschap? Zeker wel.
Luister maar naar de apostel Paulus. Hij is bijna aan het einde van zijn leven gekomen. Als hij zijn leven overziet schrijft hij: het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voltooid, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst”.3) Hier is niet iemand aan het woord die overtuigd is van zichzelf en zichzelf veel beter vindt dan anderen. Hier is een gelovige mens aan het woord die overtuigd is van Gods trouw. Iemand die niet boven anderen uit wil steken maar ook alle anderen bij zijn hoop en vreugde betrekt: “De Heer zal niet alleen mij, maar allen belonen die met liefde uitzien naar de komst van de Heer”.
Laten we daarom vol vertrouwen in het leven staan, met ons hart gericht op God en op onze medemensen. Dan hoeven we niet te vrezen. Want er is maar één rechtvaardige rechter en dat is onze Heer en Heiland Jezus Christus zelf. Laten we hem altijd voor ogen houden. Heel ons leven lang. Hij is onze helper. En de andere mensen? Zij zullen onze voorsprekers zijn. Amen
Martin Los, pr.
De reguliere Schriftlezingen tijdens de eucharistie op de 30e gewone zondag op 23 oktober 2022
!) Evangelielezing: Lucas 18:9-14
2) 1e lezing: Jezus Sirach 35: 12-14, 16-18
3) 2e lezing: 2 Timotheus 4:6-8, 16-18
Tag archieven: menselijke waardigheid
Twee zonen, één vader
Preek op de 4e zondag van de Veertigdagentijd op zondag 27 maart 2022 te Houten 1)
Lieve zusters en broeders, Jezus werd diep geraakt doordat hij zag dat mensen elkaar buitensluiten. Iemand anders buitensluiten betekent eigenlijk dat de ander voor jou niet bestaat. Je doet alsof de ander lucht is. Bij wijze van spreken: dood.
Hoe is dat mogelijk? Welke gedachte gaat achter zo’n houding schuil? Zeker niet het vreugdevolle besef dat ons leven een geschenk is van God. Een geschenk aan jezelf, maar ook aan de ander. We zijn dus fundamenteel aan elkaar verwant als schepselen van God. Daarom doet het zo’n pijn om in deze dagen te zien dat mensen raketten afvuren op flatgebouwen waar in mensen wonen, om mensen onder puin bedolven te zien, om mensen op de vlucht te zien, om mensen achter prikkeldraad in kampen te zien. Ook al kunnen we er zelf niets aan doen, dat betekent niet dat het ons niets doet, en dat we er onverschillig tegenover kunnen staan. Het is onuitstaanbaar. Het is verwerpelijk. De menselijke waardigheid is in het geding. Wij, mensen, hebben het leven gekregen van God om elkaar te ondersteunen en te verrijken, om de gemeenschap tot bloei te brengen, om hoe divers we ook zijn, in vrede met elkaar te leven.
Ook waar geen oorlog is en waar geen prikkeldraad is, zijn er op vele plekken ijzeren gordijnen die mensen van elkaar scheiden. In families waar iemand voor zichzelf opkomt en tot zwarte schaap wordt, kerkgenootschappen die elk contact afsnijden als iemand zijn eigen weg gaat, om maar te zwijgen van onzichtbare scheidslijnen door rassen- en klassenverschillen. We mogen er geen genoegen mee nemen als mens en zeker niet als we in God geloven. Hij gaf ons met het leven aan elkaar om in gemeenschap te leven. En we mogen ons niet neerleggen bij die hardheid van hart, zeker niet als we Jezus volgen die ons kinderen van ‘zijn hemelse Vader noemt. We moeten er alles aan doen om de band te zoeken en te versterken.
Met de gelijkenis die Jezus vertelt, geeft hij ons zijn visie op hoe we moeten elkaar moeten omgaan 1). Hij bracht die visie zelf in praktijk door met allerlei mensen om te gaan, ook mannen en vrouwen die in zijn kringen werden afgewezen en genegeerd alsof ze niet bestonden omdat ze iets op hun kerfstok hadden. Hij liet zichzelf uit solidariteit buitensluiten en hij doorstond de opperste eenzaamheid om de wereld te redden. De gelijkenis is algemeen bekend als de “gelijkenis van de verloren zoon”. Maar zet die benaming ons niet op het verkeerde been? Je zou net zo goed kunnen spreken over de gelijkenis van de verbitterde zoon die het feest niet mee wilde vieren en deed alsof zijn broer niet bestond voor hem. Of waarom niet veeleer “de gelijkenis van de barmhartige vader en zijn zonen”.
Let op de vader die zijn zoon de vrijheid geeft om een eigen keuze te maken. Hij verplichte hem niet om zo te zeggen in de zaak van zijn vader te blijven werken. Dat was tot niet zo lang geleden heel gebruikelijk. De zoon gaat zijn eigen weg. Hij maakt daar bij verkeerde keuzes. Niet omdat hij zijn eigen talent ontwikkelde, maar omdat hij zich laat leiden door genot. Hij zakt diep weg. Hij komt tot het inzicht dat de varkens die hij hoedt beter af zijn dan hij. Hij verlangt terug naar zijn vaderhuis al was het maar als dagloner. Hij heeft berouw en keert om.
Opvallend is dat zijn vader altijd op de uitkijk blijkt te staan. Eigenlijk de hele tijd al, misschien al jaren. In zijn hart is hij zijn zoon nooit vergeten. Zijn hart is als het ware een magneet die de zoon aantrekt. Als wij, mensen, ernstig berouw hebben over een misstap, was God al aan het werk om ons naar zich toe te trekken. Hij geeft zijn zoon geen uitbrander, maar geeft onmiddellijk zijn knechten opdracht om een feestmaal aan te richten.
Maar de vader beperkt zich niet tot de zoon die is teruggekeerd. De andere zoon komt niet naar het feest omdat hij boos is dat zijn broer in genade is aangenomen. Hij heeft altijd hard gewerkt en nooit was er een feest speciaal voor hem. De vader haalt niet de schouders op, maar hij gaat naar de broer toe. Hij probeert hem tot ommekeer te bewegen: Waarom ben je niet op feest van broer? Waarom ben je niet blij. Al het mijne is toch van jou. Die broer van je was dood en is levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden”.
We moeten op de vader letten waarmee Jezus natuurlijk verwijst naar God, de Vader. Hij is een barmhartige Vader die gaarne zijn kinderen een nieuw begin laat maken. Zowel de zoon die hem verliet, als de zoon die altijd thuis bleef.
Laten wij Pasen aangrijpen om een nieuw begin te maken. Doordat we omkeren van verkeerde wegen; omdat we verlangen het goed te maken met God. We mogen in ons berouw God zelf als liefhebbende Vader aan het werk voelen. Een nieuw begin maken kunnen we ook door niet langer verbitterd zijn omdat God zondaars genadig is en een nieuw leven schenkt. Laten we juist blij zijn en niets liever doen dan zelf vergeven en elkaar omhelzen.
Mogen we zo openbloeien als een nieuwe lente in de wereld die zo snakt naar een nieuw begin van vrijheid en vrede.
Martin Los, pr
1) Evangelie van deze 4e zondag in de Veertigdagentijd (Halfvasten) jaar c volgens het wereldwijde katholieke lectionarium: Lukas 15:1-3,11-32
afbeelding: the prodigal son (Marc Chagall)