Homilie op het Hoogfeest van het Allerheiligst Sacrament op zondag 2 juni 2024 Houten
De eucharistie is zo oud als de kerk. We hebben haar instelling gevierd op de Witte Donderdag. Vanaf het eerste Paasfeest hebben de apostelen elke zondag het brood gebroken en de beker gedeeld om gehoor te geven aan de opdracht van Jezus: “Blijft dit doen om mij te gedenken”. Het is dus de oudste traditie van onze kerk en ook de meest levende traditie omdat we de verrezen Heer Jezus zelf daarin ontmoeten als de Levende die altijd bij ons is, getuige zijn belofte: “Zie, ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld”. Van die belofte is de eucharistie samen met de doop het meest zekere teken. Alle reden dus om de eucharistie met de grootst mogelijke liefde en respect en geloof te behandelen.
Er is in de loop der eeuwen wel veel veranderd in de gebruiken. De eerste eeuwen waren er nog geen kerken omdat het christendom niet geoorloofd was. Er waren dus ook nog geen tabernakels waarin de geconsacreerde hosties bewaard werden. Men kwam samen in een particuliere woning of in het open veld. Wat er na de eucharistie over was werd na afloop meegenomen naar de zieken en stervenden. Nadat overal kerken verrezen ontstond de gewoonte om het gebroken brood dat over was te bewaren in het huis van God als onderstreping dat de Heer altijd in ons midden is. Tegenwoordig zouden we zeggen: 24/7.
In de Middeleeuwen, zo’n achthonderd jaar geleden, begon men hier en daar, en niet lang daarna in de hele kerk, deze gewijde hostie bijzondere eer te bewijzen buiten de eucharistie in de vorm van wat het Lof ging heten. En in processies waarin de gewijde hostie in een monstrans werd rondgedragen om aan de wereld te tonen en stad en land te zegenen. Deze devotie was ook bedoeld om het hoofd te bieden aan de discussies die in die tijd ontstonden over het hoe en wat van de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer in de materie van brood en wijn. Uiteindelijk groeide dit uit tot het conflict van Rome en Reformatie. Gelukkig zien we in onze dagen dat katholieken en protestanten naar elkaar toe groeien. In grote delen van de protestantse kerken zien we een groeiend bewustzijn van de Tegenwoordigheid van de Heer in brood en wijn. En in onze katholieke kerk breekt het inzicht door dat het allerheiligst sacrament niet beperkt is tot Brood en Wijn alleen maar tot heel de handeling, je zelfs de hele eucharistie. We groeien dus als kerken op dit punt zeer snel naar elkaar toe. Wat zou het mooi zijn wanneer we als christenen tot het gedeelde inzicht kwamen, dat eigenlijk heel de kerk sacrament van de aanwezigheid van Christus is. Met de eucharistie als bron en hoogtepunt van heel het christelijke, oecumenische leven.
Daar is natuurlijk ook een bepaalde houding nodig, van hartelijk geloof, van nederigheid, van verwondering. Nauwkeurige lezing en bestudering van het Evangelie, luisteren naar de Heilige Geest, terug gaan naar de bronnen is daarbij onmisbaar.
In de evangelielezing van dit feest horen we de leerlingen vragen aan Jezus op de dag dat de Joden het Pesachmaal houden: “waar wilt ge dat wij voorbereidingen gaan treffen zodat Gij het Paasmaal kunt houden?” 1) De leerlingen beginnen zich zorgen te maken. Vind in zo’n dichtbevolkte stad die overvol is van pelgrims die in de Heilige Stad Pasen komen vieren vlak voor het feest nog maar eens geschikte zaal. Moeten zij niet nodig voorbereidingen gaan treffen. Stel je voor dat ze geen ruimte meer vinden en de benodigdheden voor het bijzondere ritueel van het Paasmaal niet op tijd bemachtigen. Kalm geef Jezus twee leerlingen opdracht om Jeruzalem in te gaan. Daar zullen op een man met een kruik stuiten. Maar zo simpel is dat niet. De straten, ook de hoofdstraten, zijn heel nauw, met vele trappen en plateaus. En je kunt over de hoofden lopen, zeker met die ontelbare pelgrims. Zoek in die menigte maar eens een onbekende. Een man met een kruik water. Een knecht die ervoor moet zorgen dat het huis van zijn meester klaar is om gasten te ontvangen van wie de voeten gewassen moeten worden. Als ze die al vinden moeten ze die volgen zonder vragen, waar hij heen gaat. Aan de eigenaar van dat huis moeten ze zeggen: waar is de zaal voor Mij waar Ik met mijn leerlingen het Paasmaal kan houden? Veel inwoners van Jeruzalem hadden een verdieping boven hun huis om gasten te ontvangen, pelgrims van overal vandaan. Heeft Jezus buiten zijn leerlingen om iets laten regelen en houdt hij alleen maar zijn leerlingen in spanning? Of vertrouwt Jezus als een echte pelgrim op de gastvrijheid van mensen die van Hem gehoord hebben? Vertrouwt hij op de goddelijke voorzienigheid zoals de profeten? Wil hij zijn leerlingen een voorbeeld geven dat ze altijd vertrouwen moeten hebben?”. “Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien van rustbedden en al het nodige voorzien”.
Wij hebben soms als volgelingen van Jezus ook het gevoel dat hij de tijd vergeet, dat we haast hebben. In persoonlijke aangelegenheden, ook in kerkelijke zaken tot en met de organisatie en bediening van de sacramenten. Begrijpelijk. Toch moeten we bij de Heer zelf te rade gaan. Hij forceert niets, hij vergeet niets. Hij weet dat God in alles zal voorzien. En zo voorziet hijzelf in onze noden en verlangens zoals in die van de leerlingen die zich zorgen maakten over het Paasmaal hoe en waar ze dat zouden houden in kolkende binnenstad van Jerusalem. Kort daarop zal Jezus zijn leven geven voor zijn leerlingen als het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld. Elke eucharistieviering, elke dankbetuiging om het sacrament van het geloof leren we elke stap, elke dag dat God zal voorzien in onze nood. Tot zegen van ons en onze omgeving, stad en land, kerk en wereld, Maar laten we altijd iets van die spanning en zorg ervaren die de leerlingen hadden toen ze vroegen: Heer, wilt Gij dat wij voorbereidingen treffen zodat Gij het Paasmaal kunt houden?” Amen
Martin Los. pr
1) Evangelie van Sacramentsdag: Maecus 14:12-16, 22-26
Tag archieven: Rome en Reformatie
Het onkruid en de tarwe. Een gelijkenis als troost voor kerk en wereld in nood
Homilie op de 16e zondag 23 juli 2023 Tiel
Een gewaarschuwd mens telt voor twee. We zouden ook kunnen zeggen: een gewaarschuwd mens is een wijs en getroost en geduldig mens.
Dat is precies de bedoeling van de gelijkenissen die Jezus hier vertelt. Door zijn tot leerlingen in gelijkenissen te spreken bereidt hij hen voor op de tegenspoed die zij na zijn vertrek uit deze wereld zullen ervaren. Zou hij hen niet gewaarschuwd hebben, dan zouden ze zich in tijden van vervolging alleen gelaten en teleurgesteld voelen. Maar doordat Jezus hen had voorbereid wisten zij dat hij ervan wist en zo zouden ze zich juist in de beproeving getroost en gesterkt weten. Want de gelijkenissen verschaften hen hoop en gaven hen inzicht in de onstuitbare komst van Gods koninkrijk.
Vorige zondag luisterden we naar de gelijkenis van de zaaier. Ook deze zondag horen we Jezus gelijkenissen vertellen. Zoals de gelijkenis van de tarwe en het onkruid dat samen opgroeit tot de dag waarop het koren wordt geoogst en het onkruid wordt verbrandt. Wij menen vaak dat Jezus gelijkenissen vertelt om moeilijk te begrijpen zaken die over God en geloof gaan te vereenvoudigen zodat een kind ze door zo’n gelijkenis zou kunnen begrijpen. Maar dat is niet het eerste doel waarom Jezus deze en andere gelijkenissen vertelt. Een gelijkenis van Jezus is in de eerste plaats een geheim dat hij zijn volgelingen toevertrouwt zodat ze in tijden van beproeving niet wanhopig zouden worden, maar volharden en groeien in geloof. Een soort hemels knipoog. De werkelijkheid mocht nog zo verwarrend en pijnlijk zijn, door de gelijkenis zouden ze de moed niet verliezen.
Dat gold meteen al voor de eerste christenen die onmiddellijk na Pinksteren vervolgd werden. Vergeet niet dat bijna al de apostelen als martelaren gedood zijn en met hen talloze andere volgelingen. Maar hen werd allemaal de genade vergund dat ze de hemel op het moment van hun dood open zagen staan zoals de eerste martelaar Stefanus die daarbij ook geheel in de geest van Jezus Christus bad: “Heer, vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen”. Is dat ook niet wat Paulus bedoelt als hij schrijft “De Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijk verzuchtingen” 2)
De gelijkenis van de tarwe en het onkruid dat samen opgroeit, gaat over het lijden in deze wereld dat gelovigen op hun pad tegenkomen. De organisatie Kerk in Nood meldt dat er vorig jaar wereldwijd 360 miljoen christenen hun geloof niet vrijuit konden beleven. Dat er vijfeneenhalfduizend christenen gedood zijn. Het is niet zo dat omdat Jezus het kwade en de dood heeft overwonnen, het leven van zijn volgelingen rozengeur en maneschijn is. Elke christen ondergaat wel een momenten van onbegrip, tegenslag en verdriet. Een tijd waarin je roept: “Mijn God, waar bent u nu?” Maar het geloof schenkt volharding en uitzicht. En de kracht om het kwade te overwinnen door het goede. Geloof betekent niet dat als je maar genoeg gelooft je nooit meer kwaad of onrecht overkomt, maar dat je door dat geloof de tegenslagen met Gods genade ten goede keert. Dat je maf laten zien dat het koninkrijk van God groeit. Door onrecht te lijden het kwade overwint en tot staan brengt. Dat je beledigingen niet betaalt met beledigingen, roddel niet beantwoordt met roddel. Op onbegrip niet reageert met onbegrip. Haat niet bestrijd met haat. Dat heeft niets met lafheid te maken, maar getuigt van moed en van zekerheid dat Gods koninkrijk komt.
De knechten in de gelijkenis verwonderen zich als ze zien dat tussen het koren ook onkruid komt. Ze vragen hun heer hoe dat komt, en of ze het onkruid meteen bijeen moeten garen. Hij antwoordt: “Ik ben bang dat je met het onkruid ook de goede tarwe uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de tijd van de oogst. Dan zal ik tot maaier zeggen: haal het onkruid bijeen, bindt het in bussels om het te verbranden”. Met deze eenvoudige boerenwijsheid moeten we ook naar de kerk en het koninkrijk van God kijken. Het lijden van de kerk en van goede en rechtvaardige mensen betekent niet dat God geduld heeft met het kwade. Integendeel er is voor het kwade geen plaats in zijn rijk. Maar het koren, het goede, moet wel de kans krijgen tot bloei te komen en vrucht te dragen. En voor degenen die onmenselijke daden verrichten is ook geen plaats in Gods rijk, maar hij geeft hen wel de kans zich te bekeren. Zo mogen ook wij gelovigen door het onrecht te verdragen ertoe bijdragen dat mensen tot inkeer komen. En het stelt ons in de gelegenheid om te bidden voor alle mensen, ook voor hen die het ons moeilijk maken.
De gelijkenis van het onkruid en de tarwe waarschuwt de kerk en gelovigen ook om onderling geduld te hebben. Geloof vraagt steeds om in elke tijd opnieuw te worden geïnterpreteerd en verklaard. Het moet mogelijk zijn om vragen te stellen en te twijfelen aan bepaalde zekerheden. Dan gebeurt het maar al te gauw dat wantrouwen in elkaar groeit. Dan is het ook goed om de gelijkenis voor ogen te houden. Zelfs de scheiding tussen Rome en Reformatie blijkt achteraf met iets meer vertrouwen in elkaar onnodig te zijn geweest zo komen steeds meer theologen en kerkleiders tot de conclusie. Vertrouwen, geduld, luisteren naar elkaar is precies wat bedoeld is het het Synodale proces dat
We moeten geduld hebben met elkaar. Er moet ruimte zijn om te experimenteren. Dan zal zich vanzelf uitwijzen wat goed is en wat niet. Het is als in een gezin. Kinderen moeten leren op eigen benen te staan. Dan moeten ze ook speelruimte hebben om uit te vinden hoe. Een kind jokt soms om te ontdekken wat er gebeurt al je niet de waarheid spreekt. Als een ouder dan te streng reageert, kan ze schade aanrichten in de ontwikkeling van het kind. Streng maakt angstig en werkt averechts. Opvoeding vraagt niet om strengheid maar om duidelijkheid.
We zien op dit moment ook wantrouwen in de maatschappij, bijvoorbeeld in de toeslagenaffaire. Als de overheid iedere burger, in het bijzonder met een vreemde achternaam, of uit een achterstandswijk, bij voorbaat verdenkt van fraude. Wat een onrecht en wat een schade is het gevolg. Het zou omgekeerd moeten zijn: vertrouwen totdat het tegendeel blijkt. Dit geldt op vele gebieden. Ook in de kerk en de geloofsgemeenschap moet vertrouwen en liefde voorop staan. Geduld en wijsheid en barmhartigheid zijn de eigenschappen van God bevestigt de eerste lezing: “door zo te doen hebt Gij uw volk geleerd dat de rechtvaardige een vriend van mensen moet zijn, en hebt Gij uw kinderen hoopvol gestemd dat Gij daar waar gezondigd wordt, de kans tot inkeer biedt” 3) Amen.
Martin Los, pr
1) Evangelie van deze zondag: Matteus 13:24-43
2) 2e lezing: Brief van Paulus aan de Romeinen *:26-27
3) 1e lezing: Wijsheid 12:13,16-19