Zegenen, goedzeggen* pur sang

Preek op Sacramentsdag 19 juni 2022 H. Barbara Culemborg

Lieve zusters en broeders, de liturgie van deze Sacramentsdag vraagt tot driemaal toe onze aandacht voor een bijzondere persoon, koning en priester Melchisedek. Twee momenten hebben we al gehad. De eerste lezing vertelt: “in die dagen bood Melchisedek, de koning van Salem, Abram brood en wijn aan 1) . Daar hij priester was van de Allerhoogste God zegende hij hem met de woorden: “Gezegend zij Abraham door de Allerhoogste God, die hemel en aard gemaakt heeft “. Vervolgens zongen we de antifoon bij de antwoordpsalm Ps. 110 Gij zult priester zijn, de eeuwen door, krachtens mijn uitspraak: Melchisedek 2). De derde keer dat Melchisedek vandaag in de liturgie voorkomt, komt straks in het Eucharistische gebed: “Zoals Gij het offer van brood en wijn aanvaard hebt dat uw priester Melchisedek u heeft gebracht” 3) . Als je drie keer in de eucharistie van de dag voorkomt, verdien je toch wel dat degenen die de eucharistie vieren iets van je weten. Sterker nog. Ruim zestig jaar geleden –  de ouderen onder ons herinneren zich dat nog wel – was dat eucharistische gebed dat we zo dadelijke gaan bidden het enige eucharistische gebed. Dus er ging geen dag voorbij of de naam van Melchisedek klonk. Heel belangrijk dus.
We weten bijna niets van hem, behalve zijn naam die Mijn-koning-is- rechtvaardig betekent. Verder lezen we dat hij koning van Salem was, dat ‘vrede’ betekent. Hij wordt priester – priester van de Allerhoogste – genoemd. Maar hoe kan dat? Er was nog helemaal geen tabernakel in de woestijn, er was nog geen tempel in Jeruzalem. Er waren nog helemaal geen priesters door Mozes aangesteld. Melchisedek lijkt zomaar uit de lucht te komen vallen. Zijn afkomst is niet bekend. Toch wordt hij “priester van de Allerhoogste genoemd”. Er is dus kennelijk een priesterschap dat van een andere orde is dan het verplichte rituele priesterschap. Daarom noemt de schrijver van de Hebreeenbrief Jezus “Hogepriester naar de orde van Melchisedek’. Want ook Jezus afkomst is enigszins in nevelen gehuld gezien de maagdelijke geboorte en hij behoorde niet tot de priesterkaste. Hij was geen priester van de tempel. Maar hij biedt wel brood en wijn aan. Zijn eigen lichaam.
Kijken we nu nog even naar wat deze koning en priester Melchisedek doet. Hij biedt Abram brood en wijn aan en zegent hem. Abram was rijk. Hij kende geen honger. Hij had net een oorlog gewonnen. Hij was dus niet hulpbehoevend. Dat Melchisedek als priester van de Allerhoogste optrad, wil zeggen dat hij hemel en aarde verbond. Dat hij Abraham als priester brood en wijn aanbood en hem zegende, wil zeggen dat hij Abram deel gaf aan het onvoorwaardelijke pure goede. Goedheid, nog niet in de twijfel getrokken door het kwade. De ervaring van goedheid zonder meer. Het leven als goed zoals God het bedoeld heeft. Vrede en gerechtigheid, delen met elkaar en elkaars leven verrijken. Verdeeldheid en haat en jaloezie en uitbuiting geen kans geven. En dat niet voor een beperkte tijd, maar altijd. Dat die vreemde priester Melchisedek Abram dit aanbood betekende ook dat hij dit aanbood aan alle nakomelingen van Abraham. Heten niet alle gelovigen kinderen van Abraham. Allemaal kinderen van God. Melchisedek zegende Abraham en zegende God. Dat is zijn priesterschap. Het leven schenken, het leven vieren, het leven delen van geslacht op geslacht. Zegenen heet in het Latijn letterlijk “het goede zeggen”. Dat wil zeggen: woorden die het goede in zich hebben, woorden die het goede doen. We weten allemaal hoe heilzaam woorden kunnen zijn die op het juiste moment en de juiste plaats gezegd worden. Iets wat je vader of moeder ooit tegen je zeiden, een lerares op school, een aardige dorpspastoor. Woorden die je voor altijd bijblijven en waaruit je kracht blijft putten. Zulke woorden sprak de priester van de Allerhoogste Melchisedek. De zegen van Melchisedek werkt door tot in onze tijd in het geloof van Abram. Laten we ons daarvan bewust zijn, zusters en broeders, en hoe bevoorrecht wij zijn, en hoe wij daardoor zelf tot zegen van de wereld mogen zijn.
Jezus is hogepriester naar de orde van Melchisedek. We zien hem brood en vis uitdelen 4) . Vijf broden en twee vissen blijkt genoeg voor vijfduizend mensen. Niet door te vermenigvuldigen. Alsof vijf broden duizend broden werden. Nee, door te delen blijkt er genoeg voor iedereen.
Maar kijk wat Jezus deed. Hij liet de mensen in groepen van vijftig gaan zitten. Van een anonieme menigte maakt hij een gemeenschap van mensen die op hun gemak zijn, die een gezicht krijgen naar elkaar, die elkaar leren kennen, hun vreugde en hun verdriet, die zich thuis voelen. Als je vijftig mensen kent en zij kennen jou, dan voel je je ergens thuis. Laten we ook in onze eigen geloofsgemeenschap ervoor zorgen dat we op zijn minst vijftig mensen kennen. Dat we gemist worden als we er niet zijn en dat we andere bekend gezichten missen. Vijftig is ook het getal van Pinksteren, dan de Geest die werkzaam is.
Jezus dankt God en zegent God. Het goede leven –  niet de massaconsumptie die geen mens bevredigt  –  nee, het leven dat bij God begint. In alle eenvoud, Het leven dat we mogen delen met elkaar. Dat leven uit God, is het leven dat Jezus Christus ons schenkt en aan ons uitdeelt. Zichtbaar en tastbaar in brood en wijn, in de gemeenschap rond het altaar in de eucharistie, in de wereldwijde kerk van gelovigen met wie we dezelfde gaven en talenten en idealen delen van het rijk van God.
In vroeger tijden en in sommige streken van ons land nog steeds gaat de gelovigen vandaag in processie met de Monstrans door de straten en door de weilanden om de mensen die daar wonen en werken en van afhankelijk zijn te zegenen. Zo mogen we laten zien dat Christus tot zegen is van iedereen en dat het goede leven bij hem begint. Maar ook als we niet in processie met de Monstrans naar buiten trekken, dan zijn we zelf als levende monstransen met Jezus die we in de hostie ontvangen hebben in ons hart meedragen. Ook zo mogen we zichtbaar en tastbaar tot zegen zijn in de naam van Jezus, hogepriester voor eeuwig naar de orde van Melchisedek. Amen

Martin Los, pr
*) Zegenen. Benedicere, het goede zeggen. Ontleend aan een preek van paus Franciscus op Sacramentsdag
1) Genesis 14:18-20 1e lezing
2) Psalm 110 antwoordpsalm (tussenzang)
3) Romeins Missaal canon 1
4) Lucas 9:1b-17 Evangelie van Sacramentsdag

zegen en zending

Preek Nieuwjaarsdag 1 januari 2018

Lieve zusters en broeders, we bidden vandaag om zegen over het Nieuwe Jaar. Het woord zegen komt uitdrukkelijk voor in de eerste lezing *) waarin Aaron en de priesters de opdracht van God krijgen het volk te zegenen. Voldoende aanleiding om even nader bij het woord zegen 1) stil te staan.
Het komt al in het eerste hoofdstuk van de Bijbel voor, in het zogenaamde scheppingsverhaal. Daar staat dat God op de vijfde dag de vissen en de vogels zegent: “God zegende hen en hij sprak: weest vruchtbaar en wordt talrijk”. Zegen heeft dus te maken met leven doorgeven en dat leven koesteren. Planten mogen ook leven doorgeven maar zorgen om zo te zeggen niet voor hun zaad. Maar dieren geven niet alleen leven aan hun jongen, maar zorgen er ook voor. We zien dat zelfs al bij de vissen en de vogels. Natuurfilms daarover maken grote indruk.
Bij de schepping van de mens staat weer: God zegende hen en sprak tot hen: “weest vruchtbaar en vermenigvuldig u en vervul de aarde en beheer haar”. Mensen ontvangen hun leven als een geschenk en geven leven door en zorgen als het goed is, ook voor hun kinderen die anders al snel ouden wegkwijnen. Maar er komt nu iets bij: de mens mag zichzelf als gevolg van de zegen vermenigvuldigen. Dat wil zeggen dat wij, mensen, als ouders onze kinderen, en als samenleving onze jongeren, mogen opvoeden en tot mensen maken.  Vrije verantwoordelijke mensen. Geen kopieën als in Noord-Korea en andere systemen. Het is de taak van ouders en de oudere generatie dat we hen onze diepste waarden en normen meegegeven, met de bedoeling dat ze echte, goede mensen worden zoals we zelf ook proberen te zijn. De zegen die God geeft, is dus een gave en een opgave tegelijk.
Als we om zegen bidden voor onszelf, zegen naar lichaam en ziel, dan vragen we dat hete ons goed moge gaan, maar vooral met het oog op de taak die God zijn volk geeft, namelijk naar zijn bedoelingen te leven en die zelf ook voor te leven aan onze kinderen en jongere generaties en die bedoelingen van God daardoor ook zelf te zien in de wereld, en zo vertrouwen te hebben in Gods voorzienigheid.
Als we om zegen vragen, moet dat dus meer zijn dan vragen om een leven waarin het je in alles voor de wind gaat en je geen enkele inspanning hoef te verrichten. Zegenen is iets anders dan verwennen. Zegenen is dat je alles ontvangt en aanneeemt om je taak als mens te vervullen in het besef dat we kinderen van God mogen zijn, burgers van zijn koninkrijk.
Aaron en zijn zonen, de priesters, krijgen de opdracht om Gods volk te zegenen. De zegen is door God niet alleen aan het begin aan alle mensen gegeven doordat hij hen schiep naar zijn beeld. Hij geeft zijn zegen telkens door de priesters als zijn volk vergaderd is tot zijn dienst in de gebeden en de offers. Door die zegen, zo lezen we, legt God zijn naam op zijn volk. Hij zet als het ware Gods handtekening en stempel op het volk. Het vertegenwoordigt God als het weer de wereld in gaat.
Maar daarvoor is nodig dat het volk zich daarvan bewust is. Dat het zich die zegen, die gave, maar ook die opgave, toe-eigent. Die gave en opgave om deze wereld een beetje beter te maken. Keer op keer. Vandaar dat zegen en zending onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Geen zegen zonder zending en geen zending zonder zegen.
Als wij bidden om zegen over het Nieuwe Jaar, dan wil dat zeggen dat we vragen om zegen over onszelf, dat we steeds meer mogen leven als kinderen van God **), en dat we alles ontvangen wat nodig is, om in onze gezinnen, in de samenleving, vanuit Gods bedoelingen te leven en die bedoelingen ook in vrijheid en met vreugde zelf vorm te geven in de manier waarop we met elkaar omgaan.
Maria***) wordt “de gezegende onder de vrouwen” genoemd. Ze mocht de Moeder van God worden. Daardoor heeft ze een unieke positie onder de mensen. Maar zij is vooral ook een echt kind van God door haar vertrouwen in God en haar bereidheid God van harte te dienen als de ‘dienstmaagd des Heren’ zoals zij zichzelf noemde. De zegen die zij ontving was een gave, maar ook een opgave. Moge haar voorbeeld en voorspraak ons helpen om zelf gezegende mensen te zijn in het Nieuwe jaar: “weest gegroet Maria……

pastoor Martin Los
Schriftlezingen in de Eucharistie van deze dag volgens heet r.k. leesrooster
*) Numeri 6:22-37
**) Galaten 4:4-7
***) Lucas 2:16-21
1) deze uitleg van de zegen (baracha) ontleend aan Samson Raphael Hirsch  The Pentateuch