Ouder worden met een twinkel

Op de ontbijttafel lag Trouw te wachten. Vast ritueel.
Bij doorbladeren viel mijn oog op de kop “ouder worden met een twinkel”.
De bedoeling van een kop in de krant is dat de lezer wordt verleid om het artikel te gaan lezen. Maar soms leidt iets wat de aandacht moet trekken, juist af.
Ik ken dat risico. Als ik mijn preek begin met “ik zat deze week in de trein toen….”, dan zullen sommige aanwezigen door die opmerking nieuwsgierig worden.
Maar iemand anders kan juist afgeleid worden door dat “ik zat in de trein…” Misschien herinnert dit “pakkende”begin de hoorder aan een eigen treinreis in de afgelopen tijd en het interessante gesprek met een medepassagier. Of de hoorder heeft onlangs de  trein gemist met vervelende gevolgen.
De preek gaat dan als een trein die niet mer stopt aan hen voorbij.

Zo verging het mij maandagmorgen. Ik bladerde in de krant en las de kop “ouder worden met een twinkel”.
Na het lezen van die zin vouwde ik de krant dicht, want mijn boterham met spiegelei wenkte.
Ik mijmerde wat over dit voor mijn gevoel nieuwe woord “twinkel” alsof ik het voor de eerste keer las.
Dat het iets met ouderdom te maken had en met een nieuw boek “het geluk van de grijsheid” (auteur Jean-Jacques Suurmond) zoals ik nog net had opgevangen van het artikel, vervaagde snel voor mijn ogen

“Twinkel”. Wat een verrassend nieuw woord. Wat een vondst!
Ik twitter. Ik verzend tweets. Ik retweet soms een interessante tweet van iemand anders.
Ik heb op een mooie zondagmiddag in maart in brouwerij Maximus een tweetup van twitteraars uit Leidsche Rijn bijgewoond. Allerlei ondernemende en boeiende personen, plaatselijke politici, journalisten, netwerkers via sociale media en verstokte twitteraars waren er samen gekomen. Ze vonden het “gaaf” dat de plaatselijke pastoor die ze kenden van twitter er ook was.
En begin januari was er een reli-tweetup in Utrecht in Hoog-Catharijne van allerlei mensen uit ons land die in en voor de kerk werkzaam zijn en sociale media gebruiken.

Regelmatig kom ik nieuwe woorden in tweets tegen die met “tw” beginnen. Ze duiden dan iets aan dat online bereikbaar of verkrijgbaar.
Maar “twinkel” was ik nog niet eerder tegengekomen

Wat zou “twinkel” betekenen in als term binnen de sociale media?
Natuurlijk zal ieder die dit leest mij wakker willen schudden: “twinkel heeft niets met internet te maken”.
En als iemand mij normaal gevraagd had “wat is een twinkel” dan zou ik gezegd hebben: “dat is de beweeglijke schittering van licht in iemand oog waaraan je kunt zien dat h/zij geniet”.
Maar in mijn dagdroom ging ik gewoon verder met mijmeren over “twinkel”.
Wat een vondst als aanduiding van online-reclame via twitter: een twinkel, een tweet van een twitterende winkelier. Natuurlijk is een online-verkoper: een twinkelier.

Toen ik uit de dagdroom ontwaakte –  een leeg bord staarde mij aan in plaats van het spiegelei – opende ik mijn Ipad.
Ik googlede op “twinkel”.
Wat in mijn dagdroom nog helemaal nieuw was, bleek inderdaad al werkelijkheid.
Ik trof een online blad aan: Twinklemagazine.nl (concreet over e-commerce).
Verder ook Twinkeltje, een online webshop.
Het verbaasde met niet dat ik ook de Twinkle100 aantrof, een overzicht van tophonderd honderd zaken die artikelen online verkopen.

Twinkel was dus inderdaad een nieuw woord zoals het ook op mij af gekomen was vanuit de kop in de krant.
Alsof het wilde zeggen: “zie je me wel?!”
Alsof het woord mij een knipoog gaf.
Het woord “twinkel” in de krantenkop “ouder worden met een twinkel” twinkelde als het ware van plezier als fonkelnieuw woord.

Wacht even: de twinkel twinkelt? Plotseling blijkt het woord “twinkel” online iets heel anders dan offline.
“Twinkel” is een nieuw woord maar “twinkel” ook heel oud.

Ging het in Trouw niet over “Ouder worden met een twinkel”? Steeds meer ouderen gebruiken internet en sociale media las ik onlangs.
Maar daar ging het artikel in Trouw vast niet over.

(c) Martin Los

van tapas heb je nooit spijt

In goed gezelschap zat ik op een terrasje van een Tapas-restaurant op de Mariaplaats. Was het een nieuw zaakje, of een bestaand dat zich had aangepast aan de laatste mode?

We kozen uit de verschillende hapjes die op de menukaart stonden. Vroeger koos je voor één hoofdgerecht. Had je eenmaal zalm gekozen, zat je daaraan vast. Ook al zag je nadat de ober je bestelling had opgenomen, op de tafels om je heen plotseling hele andere aantrekkelijke  spijzen opgediend.
Spijt over je keuze is nu niet meer nodig. Je kunt vis, vlees en kip tegelijk laten serveren. En daarna kun je in een volgende ronde eventueel nog weer een andere combinatie proeven. Het zijn tamelijk kleine hapjes, maar wie heeft dat niet over voor deze bijna onbeperkte keuzevrijheid?

Aan het tafeltje naast ons nam een stel plaats dat kennelijk was uitgenodigd door een vriendin die tegenover hen ging zitten met een grote hond. Het drietal was nog niet op de hoogte van de mogelijkheid het volume van je stem aan te passen aan het gezelschap om je heen. We mochten dus meegenieten van alles wat er over een hond te zeggen valt bij gebrek aan een ander gespreksonderwerp.
De ober kwam hij hen. Uiteraard moest er eerst een bak met water voor het dier komen. Toen de ober terug kwam informeerde hij of ze zelf misschien iets wilden drinken. Het bleek best moeilijk om tot een keuze te komen terwijl de viervoeter zich tegoed deed aan het water.
“En wilt u ook een mandje brood vooraf met aioli, pesto, of kruidenboter?”  De tafelgenoten keken elkaar aan. De zonneschijn was inmiddels verdrongen door een donkere wolk die onheilspellend boven de Mariaplaats samenpakte. Er kon elk moment een stortbui losbreken.

Hulpeloosheid op hun gezichten: “ja, wat voor sausje zullen wij bij het brood nemen?”  Terwijl de eerste druppels vielen, zei de vrouw met de hond na lang aarzelen alsof de tijd, speciaal om haar te behagen, even stil stond: “doet u ze maar alle drie, want we kunnen niet zo goed kiezen!”
De rest van het gesprek bleef ons bespaard, want de regen stortte nu naar beneden. Het drietal vloog met de hond naar binnen omdat het tafeltje waar zij zaten geen zonnescherm boven zich had. De bak van de hond vulde zich nu met regenwater.

Door de plensbui werd de hele Mariaplaats schoon geveegd. Alle tafeltjes rondom waren leeg. Daar zaten wij nu alleen met onze tafel vol kleine hapjes onder de piepkleine luifel. Een uitstekende voedingsbodem voor cultuurfilosofische gedachten.
Het echode nog in mijn hoofd na wat de vrouw tegen de ober gezegd: “doet u ons maar alle drie, want we kunnen niet zo goed kiezen?”
Was dat het geheim van de tapasrestaurantjes die overal verschijnen? Zo’n grote mate van keuze bieden, dat keuzes overbodig zijn? Want als je alles kiest, kies je niets.

Ineens kwam het vermoeden in mij op dat Tapasrestaurantjes beeld zijn van onze maatschappij. We hebben moeite met ons aan iets of iemand te binden. We willen geen spijt hebben van onze keuzes. Alle opties moeten openblijven. Psychologen spreken over bindingsangst, keuze-neuroze.

Vol begrip voor onze door keuzes getergde maatschappij deden we ons nu samen ongestoord te goed aan de tapas. Niet hoeven te kiezen. Het smaakte goed. Maar op de één of andere manier lijkt ook alles op elkaar te gaan lijken. Tapas, symbool voor de ultieme keuzevrijheid, als we niet meer durven kiezen. Heerlijk, maar voor hoe lang?

© Martin Los