Apostolaat van het oor. Aan de vooravond van de bisschoppensynode in Rome

Homilie op de 26e zondag door het kerkelijke jaar 1 oktober 2023 Houten

Het gaat vandaag over bekering. Een nieuw begin maken als mens die van zichzelf vervreemd was en zichzelf hervindt door Gods genade. Het is bijzonder ingrijpende ervaring die nog het meest te vergelijken is met een nieuwe geboorte. Soms gebeurt een bekering plotseling, soms geleidelijk, stapje voor stapje, soms aan het eind van heel leven. Sommige bekeringen zijn spectaculair zoals de bekering van Paulus op weg naar Damascus om christenen te vervolgen. Andere bekeringen zijn een stil geheim dat iemand in zijn hart meedraagt, maar daarom niet minder kostbaar. Niet alleen personen kunnen zich bekeren, ook gemeenschappen of volken zoals de afschaffing van de slavernij. Zelfs de Kerk heeft bekering nodig. Van kerkvader uit de 4e eeuw Augustinus is de uitspraak: Ecclesia semper reformanda est.(de Kerk heeft steeds hervorming nodig). Misschien maken we in onze tijd zo’n duidelijk moment van ommekeer mee door het Synodale Proces dat twee jaar geleden door paus Franciscus in beweging is gezet. Vandaag begint in Rome de eindfase. Een maand lang zijn bisschoppen van de hele wereld bijeen, met vertegenwoordigers van de religieuzen, en genodigden onder wie voor het eerst jongeren en een aantal vrouwen. Samen luisteren naar elkaar om te ontdekken wat de Heilige Geest ons te zeggen heeft. Ik hoorde gisteren paus Franciscus spreken over het ‘apostolaat van het oor’.
Wat heeft de Kerk nodig om een levende gemeenschap te zijn in deze tijd? Hoe kunnen alle gedoopten hun medeverantwoordelijkheid voor de Kerk op een nieuwe manier gaan beleven? Hoe kunnen we samen een missionaire Kerk zijn die de mensen aanspreekt en met Jezus Christus in aanraking brengt. Zo’n intensief proces kan niet zonder bekering en vernieuwing. Het kan ook niet zonder het gebed van de gelovigen over de hele wereld.
Het Evangelie van Jezus is een voortdurende uitnodiging om door de vreugde van het geloof gevoed en vernieuwd te worden. Om bij de les t blijven, de les van God genade.. Daar is eigenlijk een dagelijkse bekering voor nodig. De zonnebloemen keren zich elke morgen opnieuw naar het licht van de zon.
Net als de Oudtestamentische profeten en Johannes de Doper riep Jezus de mensen op om zich te bekeren. Hij wilde het volk van God radicaal hervormen en vernieuwen. Toen Jezus de gelijkenis van de twee zonen vertelde was hij inmiddels Jeruzalem binnen getrokken. Het eerste wat hij deed was naar de tempel gaan en het tempelplein schoonvegen van geldwisselaars en dierenverkopers. Een duidelijker teken van oproep tot bekering is nauwelijks denkbaar. Daarop eisten de hogepriesters en oudsten natuurlijk uitleg en verantwoording van Jezus 1). “Wie bent u eigenlijk dat u bevoegd bent om de tempel te reinigen?’ (Deze verzen gaan vooraf aan de tekst uit het Evangelie van Mattheus die we vanmorgen gelezen hebben)
‘Ik wil jullie wel uitleg geven, maar dan moeten jullie eerst mijn vraag beantwoorden. Op grond waarvan doopte Johannes de Doper?’ Ze overlegden bij elkaar.. Als we zeggen “uit de hemel” dan zal hij zeggen: waarom hebben jullie hem geen geloof geschonken. En als we zeggen: op gezag van de mensen, dan zal het volk zich tegen ons keren’. Dus antwoordden ze Jezus:  ‘wij weten het niet’. ‘Dan zeg ik jullie ook niet op op grond van welke bevoegdheid ik deze dingen doe’
In plaats daarvan vertelt Jezus daar op het tempelplein dat hij zoeven schoongeveegd heeft. de gelijkenis van de twee zonen. Als de vader aan de ene zoon vraagt “ga vandaag werken in de wijngaard” zegt hij ‘ja, vader’ maar hij doet het niet. De andere zoon stelt hij dezelfde vraag. Deze ‘antwoord ‘nee, vader’’, maar even later krijgt hij spijt en gaat toch naar de wijngaard. “Wie van beiden heeft nu de wil van de vader gedaan” vraagt Jezus. De priesters en oudsten kunnen niet anders dan heel zuinigjes antwoorden: de laatste’. De eerste zoon zegt in woorden “ja vader” maar in de praktijk is hij natuurlijk ongehoorzaam in tegenstelling tot de zoon die spijt krijgt dat hij niet is gegaan. Jezus spreekt hier van een wijngaard en een vader en zijn zonen. De wijngaard is beeld van het koninkrijk van God. De vader vraagt zijn zoons dus om te werken aan hun eigen erfdeel dat ze eens zullen ontvangen. De eerste zoon doet onbegrijpelijk afstand van wat hem zelf toehoort: een leven van gerechtigheid en vrede dat God schenkt aan wie hem dient. De andere zoon komt tot inkeer en heeft daardoor deel aan een eerlijk en vruchtbaar leven dat beeld is van het eeuwig geluk.
Voor de goede verstaander zijn de officiële vertegenwoordigers van de godsdienst hier degenen die ja, zeggen, in hun uiterlijke optreden en vertoon, maar nee doen, omdat ze de godsdienst gebruiken voor hun eigen aanzien en macht. Ze kijken op anderen neer. Terwijl degenen die eerste ‘nee’ zeggen en later toch spijt krijgen, de tollenaars en de prostituees zijn, mensen op wie iedereen neer kijkt. Maar juist zij zijn het die in Jezus de ware profeet en de Zoon van God herkennen die hen Gods genade verkondigt, die hen een nieuw leven geeft, die hen hun gevoel van eigenwaarde terug geeft. Bij Jezus zijn ze eindelijk weer thuis bij God als een warm bad. “Ik zeg jullie, tollenaars en prostituees gaan jullie voor in het rijk van God. Want zij schonken Johannes de Doper geloof en jullie niet en hoewel jullie dat zagen kwamen jullie niet tot inkeer”. Uiteraard hadden de priesters en leiders daar niet van terug.
Zo worden ook wij persoonlijk en als leden van de geloofsgemeenschap van de Kerk door Jezus dagelijks geconfronteerd met de gewetensvraag Gaat het ons om uiterlijk vertoon en verplichtingen die we elkaar en vooral de anderen opleggen zonder werkelijke vreugde, zonder bereidheid tot verandering zonder wie groei en bloei van geloof onmogelijk zijn. of hebben we een levend geloof, zijn we tot bekering bereid, durven we onze fouten erkennen en voelen we oprecht spijt. Dan ligt de wijngaard voor ons open en ervaren we ons leven boordevol zin en betekenis. Amen

Martin Los pr

Evangelielezing van deze zondag: Matteus 21:28-32 1)
Afbeelding. James Tissot (Nantes, Frankrijk, 1836-1902, Chenecey-Buillon, Frankrijk.  Les pharisiens questionnent Jésus 1886-1894. Brooklyn Museum,

Over autoriteit gesproken

Overdenking maandag in de 3e adventsweek
naar aanleiding van het Evangelie van deze dag: Mattheus 21:23-27

Lieve zusters en broeders, wij vragen ons denk ik af waarom de Farizeeën en Schriftgeleerden, zich zo terughoudend opstelden ten opzichte van Jezus. Zagen zij dan niet hoe bijzonder Jezus’ optreden was, de wonderen die hij deed, de heilzame woorden die hij sprak. Toch moeten we niet te hard oordelen over hen. Het is nuttiger om ons even in hen te verplaatsen. Zij waren de autoriteiten. Van autoriteiten mag je verwachten dat zij de samenleving behoeden voor personen die onder valse voorwendselen of met verkeerde intenties mensen voor hun karretje proberen te spannen, door hen te ontmaskeren voordat zij mensen die op hen hun vertrouwen stelden, diep teleurstellen of in hun val meeslepen.
Elke tijd kent charismatische leiders die door hun eigen roem verblind, buiten hun schoenen gaan lopen en zich menen meer te kunnen permitteren dan gewone mensen. Bureaucratische leiders die zich slaafs aan de regels houden, zijn ook geen echte idele leiders. Maar charismatische leiders verdienen dat we hen niet kritiekloos volgen, omdat helaas bij hen narcisme op de loer ligt alsof alles om hen draait.
Het is dus niet zo vreemd dat de Joodse autoriteiten enigszins terughoudend stonden ten opzichte van Jezus. Jezus zelf waarschuwt voor valse messiassen die zich zullen opwerpen in tijden van nood en beproeving.
Dat de Joodse autoriteiten als een soort keurmeester optreden is niet wat Jezus hen verwijt. Maar wel dat zij als autoriteiten – juist zij – hem niet herkennen als de Messias.  Zij zouden de eersten moeten zijn als gezaghebbende personen. Waant zij ontlenen immers hun gezag aan de levende traditie. Zij hebben door de overgeleverd kennis en wijsheid toch voldoende in huis om echt van onechte te onderscheiden. Daarom gaat Jezus niet in op hun vraag: “welke bevoegdheid hebt ge om dit te doen?“ Hoe kun je aan een blindgeboren uitleggen wat kleuren zijn?
Tegelijkertijd geeft hij hen als autoriteiten een raadsel op: “met welke bevoegdheid doopte Johannes de Doper?” als jullie daar een antwoord op kunt geven, zal ik vertellen met welke bevoegdheid ik doe wat ik doen”
Ze overleggen bij zichzelf: als we zeggen “van de kant van de mensen” zal het volk zich tegen ons leren want zij houden Johannes voor en profeet. Zeggen we van de kant van God, dan zal Jezus zeggen: waarom heb je hem dan geen geloof geschonken”. In het eerste geval vrezen zij hun autoriteit in de ogen van het volk te verliezen. Dat kan natuurlijk niet, want als een autoriteit zijn autoriteit verliest is het geen autoriteit meer. Maar in het geval dat zij zeggen: Johannes handelde van Godswege, dan zouden ze dus als autoriteiten moeten zeggen: Johannes was een van God gezonden. Dat zou dus voor hen juist reden moeten zijn om Johannes te erkennen en dus ook Jezus die hij had aangewezen.
Dus Jezus valt niet op een goedkope manier het gezag – of elke vorm van gezag af – zoals vele revolutionaire figuren en volksmenners en anarchisten doen.
Wat Jezus duidelijk maakt en de Joodse autoriteiten verwijt dat zij niet als autoriteiten optreden zoals ze zouden moeten en gezien hun positie ook zouden móeten.
Bidden we dat ook in onze tijd autoriteiten zichzelf niet voorop stellen, maar hun autoriteit gebruiken om wat boven hen staat en wat van God komt te onderscheiden en te respecteren. Zij dienen daardoor de samenleving en vergrootten hun autoriteit.
En laten wij als samenleving die niet zonder autoriteiten kan, het vermogen ontwikkelen om waarachtig gezag te herkennen en te erkennen.  Amen

(c) Martin Los, pastoor