“Niets staat jou in de weg om mens te zijn”. Mijn preek op de 4e zondag door het jaar A 29 januari 2017 Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, drie jaar geleden was ik met een groep pelgrims in het Heilige Land. De groep bestond uit allemaal mensen met een gebrek zoals blinden en lammen vanwege een dwarslaesie of een hersenbeschadiging. We waren de tweede dag ’s morgens bij het meer van Genesareth. We vierden er de eucharistie op de plek waar Jezus volgens de overlevering de Zaligsprekingen heeft uitgesproken. Jezus’ eerste grote toespraak tot een grote menigte.
Ik las op die plek de Zaligsprekingen voor omringd door deze mensen die één voor één door een grote beperking in hun leven getroffen waren. Ze waren volkomen afhankelijk. Om hen heen de mannen en vrouwen die hen verzorgden. Hun leven had door de beperking van hun echtgenoot, of kind of vader of vriend ook een andere wending genomen. Allemaal mensen die in de ogen van de wereld beklagenswaardig zijn. Allemaal medemensen die zich vaak afvroegen of ze er nog wel toe deden.
“Zalig de armen van geest want aan het behoord het rijk der hemelen. Zalig de treurenden want zij zullen getroost worden” hoorde ik Jezus door mijn eigen stem tot deze pelgrims zeggen. Het kostte me moeite om mijn tranen te bedwingen. Tranen, niet van verdriet, maar van ontroering en blijdschap dat op die plek deze woorden van onze Heer tot hen en ons allemaal gesproken werden. Omdat deze woorden waar waren. Ze zijn waar omdat het woorden van Christus zijn.
Door zijn woorden opent hij een vergezicht dat we anders niet zouden zien. Het gaat er niet om wat wij in de ogen van de wereld zijn. Ook niet in eigen ogen waardoor we soms een te hoge dunk of nog vaker en lage dunk van onszelf hebben. Het gaat erom wie je in de ogen van God bent.
Hij kijkt niet naar de macht die je hebt, naar de ophef die je veroorzaakt, naar je roem of je rijkdom waarom mensen elkaar benijden. God kijkt naar het hart en hij kent je hart. Hij staat volledig achter je wanneer je echt mens probeert te zijn, je bewust van je beperkingen, open en eerlijk, met aandacht voor je eigen verdriet en dat van anderen.
Om zó mens te zijn hoeft niets je in de weg te staan. Om zo mens te zijn hoef je niet vals te spelen door je toevlucht te nemen tot bedrog en geweld. Je zult je doel met Gods zegen bereiken. Het is de weg van Christus zelf.
Het Nederlandse woordje “zalig” kan aanleiding zijn tot misverstanden. Alsof armoede, verdriet, vervolging verheerlijkt wordt. Dat is niet de bedoeling van de zaligsprekingen. Het Hebreeuwse woord “Asrej” betekent: “ruim baan” (Hoera). Het is een aansporing: “Ga zo door” want dan zal niets je kunnen verhinderen je doel te bereiken. “Word jij vervolgd vanwege de gerechtigheid, omdat je doet wat goed is en opkomt voor de waarheid? Twijfel niet, want uiteindelijk zul jij overwinnen”. “Ben jij eenvoudig en bescheiden, wees dan niet bang dat jij voor spek en bonen meedoet. Jij bent juist degene die met elke stap en elke daad dichter bij je bestemming komt: een mens naar Gods hart te zijn. “Word jij gediscrimineerd vanwege je geloof, vanwege je eerlijkheid, vanwege je persoonlijke keuzes die tegen de stroom ingaan? Houd vol want dan ben je op de goede weg”.
Het bezoek van het Heilige Land met de zorgbehoevende pelgrims was onvergetelijk, elk moment, en elke plaats. Maar het diepst waren we onder de indruk toen we aan de oever van het meer van Genesareth zaten als de menigte tweeduizend jaar geleden. De woorden van Jezus klonken nu even nieuw en wonderlijk en bemoedigend als toen. Ieder zag zichzelf met nieuwe ogen: met de ogen van Jezus, de ogen van God.
We hoeven niet naar Israel te reizen voor die ervaring. Gelukkig horen we die aansporingen en felicitaties ook hier in de kerk, in de eucharistie waar ze worden voorgelezen. “Zalig de vredestichters want zij zullen kinderen van God genoemd worden”.
Die woorden zijn vandaag nog even actueel. Want het is de levende Heer die ze tot ons spreekt. Vandaar zegt de lector aan het einde van de lezing: Woord van de Heer. En we antwoorden met Wij danken God. Hij die zelf deze woorden waargemaakt heeft door zijn kruis op zich te nemen.
Het is deze week Nationale Voorleesweek. Bekende Nederlanders trokken langs de scholen om hun favoriete verhalen voor te lezen. Verhalen laten je verder kijken dan wat je ziet. Ze verwijden je blik. Ze stimuleren je geest. Ze scheppen een band. Het is fijn als ouders hun kinderen voorlezen voor het slapen gaan. Of grootouders als hun kleinkinderen op bezoek komen.
Gelukkig leest de kerk elke dag en elke zon- en feestdag uit de Bijbel voor. Het is meer dan een boek. Een hele bibliotheek. De oude verhalen over de aartsvaders, de beloften en visioenen van de profeten. De unieke brieven van de apostelen die Jezus zelf gekend hebben. En bovenal de woorden van de Christus zelf: de blijde boodschap. Laten we de kracht ervan niet onderschatten. Het is God zelf die door de heilige Geest tot ons spreekt, ons raad geeft, hoop schenkt.
We leven in een tijd van grote woorden. De kranten en nieuwsprogramma’s staan er vol van. Mensen worden er bang en onzeker door. Daarom is het des te belangrijker dat we met nieuwe oren luisteren naar Jezus Christus. Dat we zijn woorden als nieuw horen, woorden van troost en eeuwig leven. Laten we ons niet te groot achten om gewoon te schuilen onder het gehoor van onze Heer zoals eens die eenvoudige mensen aan de oever van het meer van Genesareth. En wij, u en ik, nu hier gewoon, hier in deze kerk. Schuilen bij de Heer. Daar is de kerk voor. De tijd is er rijp voor om mensen weer uit te nodigen mee te komen. Amen

Schriftlezingen voor deze zondag volgens het universele r.k. leesrooster: 1e lezing Seganja 2:3 3:12-13; 2e lezing I korinthiers 1:26-31

(c) Pastoor Martin Los