Preek op het feest van de Heilige Drieeenheid 12 juni 2022 Schalkwijk
We vieren vandaag dat wij God mogen kennen en dat we zielsgelukkig daarmee zijn. Het spreekt niet vanzelf dat we God mogen kennen. In de eerste plaats omdat er in onze omgeving veel mensen zijn die zeggen: God bestaat helemaal niet.
Is dat niet vreemd? Hoe kan dat? Hoe kun je iemand kennen die volgens anderen helemaal niet bestaat? Zijn wij, christenen, eigenlijk een soort wappies die dingen beweren die niet gebaseerd zijn op serieus te nemen bronnen, maar op halve en hele verzinsels en complottheorieën?
Dat zijn we zeer beslist niet. Een heel belangrijk verschil is dat onze kennis van God niet gebaseerd is op willekeurige meningen en drogredenen, maar op bronnen. Bronnen die tot de oudste van de wereld behoren: de Bijbel. Het woord Bijbel is afgeleid van het Latijnse Biblia, dat ‘boeken’ betekent. Eigenlijk is de Bijbel een kleine bibliotheek. Laat me ze nog een keer op mogen noemen. Deze kleine bibliotheek bestaat uit de vijf boeken van Mozes, de grote en de kleine profeten, de Psalmen, de boeken van de Richters, Samuel en de Koningen, de Feestrollen zoals Hooglied en Ruth, de boeken van de Wijsheid. Ik laat de Deuterocanonieke boeken voor het gemak nu even achterwege. Samen vormen ze kortweg de Wet en de Profeten of het Oude Testament. Daarna komt het Nieuwe Testament, met de vier Evangeliën, de Handelingen der apostelen, de Brieven van de apostelen en de Openbaring van Johannes, in totaal zesenzestig boeken en boekjes.
Op protestants christelijke lagere scholen waar ik mijn kindertijd doorbracht, moesten de kinderen vroeger al de namen van de boeken uit het hoofd kennen. Een geloof of kennis van God die gebaseerd is op geschriften die duizenden jaren oud zijn kun je toch geen willekeurige mening noemen.
In deze boeken is sprake van God, de Schepper, de almachtige, de eeuwige, de barmhartige. Hij openbaart zich daarin als degene die altijd bij zijn volk is. De God van Abraham, Izaäk en Jacob.
In het nieuwe Testament gaat God een grote stap verder en openbaart zich aan ons als Vader, Zoon en Heilige Geest.
Deze boeken van het Oude en het Nieuwe testament waarin God zich aan de mensen bekend maakt, werden niet in een museum bewaard, ver van het gewone volk vandaan. De Wet en de Profeten werden elke sabbat voorgelezen in de synagoge en later met de Evangeliën in in de kerk op zondag. Tot op de dag van vandaag. Zoals hier in Schalkwijk.
Er was en is dus een gemeenschap van gelovigen die deze woorden waarin God zich openbaarde, zonder ophouden heeft voorgelezen en die ernaar geluisterd, die erover gediscussieerd heeft, die eruit geleefd. Van geslacht op geslacht. Zo is het Woord van God doorgeven. Zo spreekt God tot ons door zijn Woord. Zo was de kennis van God niet alleen kennis uit boeken, maar een traditie en een cultuur.
Zo is God ook tot ons gekomen. Zo hebben wij God leren kennen uit de Bijbel en uit de traditie en uit het leven van onze ouders en grootouders. Biddende mensen. En op een gegeven moment werd deze God, ook mijn God en uw God. De levende God, tot wie wij bidden, voor wie wij ons hart uitstorten, die ons hoop en moed geeft, en die ons roept om een leven te leiden als zijn kinderen. De God van Abraham.
Deze God mogen we kennen als drieëne God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat hebben wij mensen niet bedacht. We kunnen veel goden bedenken en vereren. Maar geen mens zou een God bedenken die bestaat uit drie personen en toch één is. Maar zo ontmoeten we God in de Heilige Schrift die elke week wordt voorgelezen, zo ontmoeten we God in de liturgie van de kerk die we ons verbindt met allen die ons zijn voorgegaan. Zo ontmoeten we God in het leven van alle dag bij onze levensvragen en onze zorgen. Zo voelen we ons en onze wereld, ondanks alle beproevingen en teleurstellingen, geborgen in God. Ons hele leven. Onze hele gemeenschap. Alle mensen die gestorven zijn in het geloof in Christus. Allen die een nieuwe hemel en een nieuw aarde verwachten. “Dit is het eeuwige leven” zegt Christus “dat zij U kennen Heilige Vader, en Hem die Gij gezonden hebt, Jezus Christus”. Door de Drieeenheid van God zijn we opgenomen in het verhaal van God met de mensen dat zijn hoogtepunt heeft bereikt in het verhaal van Jezus’ menswording, zijn verkondiging van het rijk van God, zijn dood en verrijzenis, en zijn ten Hemelopneming.
Wij zijn in dat verhaal opgenomen door de Heilige Geest. Die Geest getuigt met onze eigen geest, zegt Paulus, dat we Gods kinderen zijn. Als God niet zou bestaan, zouden we niet zijn kinderen kunnen zijn. Dan zouden we ook niet kunnen uitzien naar koninkrijk. Maar dat doen we wel, met hart en ziel. We gunnen dat alle mensen en heel de wereld dat we eens de voltooiing van dit leven mogen meemaken en dat we God mogen zien. Ons geloof is geen verzinsel of een complottheorie, ons geloof is een geschenk waar we zielsgelukkig mee zijn.
De onderlinge liefde van God, Vader, Zoon en Heilige Geest geeft ons deel aan een gemeenschap die gebaseerd is op liefde en die haar voltooiing vindt in de liefde. Laten we met vreugde delen in die gemeenschap door de gaven van geloof, hoop en liefde. En laten we die gemeenschap met God vieren in de sacramenten waarin Hij ons zo menselijk nabij is als maar kan, in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen
Tag archieven: complottheorieen
Altijd met de oogst voor ogen
Preek op de 5e zondag door het jaar 6 februari Cenakel Utrecht
“Wees niet bevreesd, van nu af zult ge mensen vangen” zegt Jezus. Hij spreekt deze woorden tot de vissers die zoeven tot hun verbazing en ontzetting een ongelofelijke vangst hebben gedaan op het woord van deze jonge rabbi.
“van nu af zult ge mensen vangen”. Hij zegt niet: “van nu af móeten jullie mensen vangen”. Als een opdracht waarvan ze niet weten wat daar precies mee bedoeld is en hoe ze dat moeten doen, en dus gerechtvaardigde twijfel hebben of ze in die opdracht zullen slagen. Nee “vanaf nu zúllen jullie mensen vangen”. Ze hadden de hele nacht gezwoegd en niets gevangen. Toch waren ze met Jezus in zee gegaan. “Meester, op uw woord zullen we onze netten uitwerpen”.
Het is nu ook dat woord van Jezus, namelijk dat ze mensen mogen vangen, dat om geloof vraagt en dat hen in beweging zet. Wat de leerlingen als vissers zoeven hebben meegemaakt, mogen ze nu ervaren als zijn leerlingen en zijn apostelen, zijn gezondenen, zijn vertegenwoordigers vanaf het ogenblik dat ze aan mensen de blijde boodschap gaan verkondigen.
Dit Evangelie van deze zondag is in één beeld het verhaal van de apostelen en het verhaal van heel de kerk die gevestigd is op de apostelen, mensen met hun twijfel en tekortkomingen zoals wij, maar tegelijk door de Heer geroepen om deel te nemen aan de roeping van de kerk om mensen te vangen. Dat is geen onbegonnen werk. Het is een belofte.
Natuurlijk kunnen we daarbij best vragen hebben. Die zullen in elke tijd anders zijn. Generaties lang hebben mensen vrijwel geen reserve gehad bij de term “mensen vangen”. Maar dat is in onze tijd veranderd. Daarom is het goed om even bij eigentijdse reserves stil te staan om de boodschap daardoor nog beter te verstaan en met des meer vreugde door te geven. “Mensen vangen” kan dat wel denken we tegenwoordig? Moet je dat wel willen? In onze moderne tijd ligt de nadruk op de waardigheid van iedere mens. We moeten op straffe van zelf onmenselijk handelen, de eigenheid, diversiteit en zelfstandigheid van elk mens eerbiedigen. We mogen mensen niet ondergeschikt maken onze doelen die hen niet tot doel maar tot middel maken.
We kunnen in onze tijd ook niet om de pijnlijke geschiedenis van de slavernij heen. Ontelbare mensen werden van hun vrijheid beroofd en gevangen en in overvolle schepen naar Noord- en Zuid-Amerika overgebracht. De gevolgen daarvan zijn nog steeds zichtbaar in vele vormen van discriminatie en ontkenning. Deze beelden komen boven als we denken aan mensen vangen. Maar ook als we denken aan de talloze vluchtelingen die in handen vallen door valse voorwendsels van mensensmokkelaars. Het leed is niet te overzien. Ook door de onwil of onmacht van rijke landen om hen een toevlucht te bieden of de situatie in hun vaderland te helpen verbeteren. Ook deze beelden komen boven als we denken aan mensen die in grote getale gevangen worden.
Maar we mogen ook denken aan de mensen die in de ban raken van complottheorieën door desinformatie en doordat ze hun vertrouwen zijn kwijt geraakt in overheid en allerlei instellingen inclusief de kerk. Het is een menigte gevangen in de waan van de dag, manipuleerbaar en goedgelovig. We kunnen hier niet aan voorbij gaan voordat we kunnen spreken over de kerk als vangers van mensen. Want ook voor de kerk liggen verleidingen op de loer om mensen te vangen op een andere manier en voor een andere leven dan Jezus Christus doet. Als de kerk de vorm aan neemt van een bureaucratie waarin mensen geen liefde ervaren, geen arm om de schouder, maar tegen allerlei onbegrijpelijke of starre regels aan lopen. Een kerk waarin alle nadruk ligt op de organisatie en op nut. Waar gelovigen geen doel maar middel zijn.
“Wees niet bevreesd, van nu af zullen jullie mensen vangen”. Daarmee kan alleen maar bedoeld zijn dat ze mensen zullen bevríjden. Het woord dat hier in het Grieks gebruikt wordt – de taal waarin het Evangelie geschreven is – bevat het woord voor ‘leven’. “Van nu af zult ge mensen winnen voor het leven, mensen bevrijden”. Die belofte doet Jezus aan zijn apostelen en aan heel de kerk die op hen gegrondvest is. En zij antwoorden ook met een belofte
“Op uw woord Meester, zullen we de netten uitwerpen”. Het gaat erom dat we niet op onszelf aan het werk gaan, alsof Jezus afwezig is. Bij alles wat we doen en laten moeten we luisteren naar Jezus.
Hij zelf heeft ons bevrijd door het offer van zijn leven en zijn blijde boodschap. Hij heeft ons gemaakt tot kinderen van God door het geloof. Zo kunnen we onbevangen in de wereld staan en mensen in aanraking brengen met Christus. Als personen, maar ook als gemeenschap. Bakens van vrijheid.
Zoals U, zusters van het Cenakel hier, door uw volkomen toewijding in gebed en aanbidding voor het geheim van Christus tegenwoordigheid in ons midden, juist op de meeste nederige plaatsen. U bent daardoor ook teken en troost voor alle medegelovigen die midden in de wereld staan en die op hun eigen wijze proberen mensen te vangen en over te brengen naar de vrijheid van Gods kinderen en het rijk van God. Christus zegt niet: “jullie moeten mensen gaan vangen, maar “wees niet bevreesd, van nu af zúllen jullie mensen vangen”. Het gebeurt al, of we het zien of niet. Het gebeurt al, ook al voelen we ons soms klein en ongeschikt, net als Petrus: “ga uit van mij, want ik ben een zondig mens”. We mogen deel uitmaken van die grote opdracht en dat grote avontuur om de mensen in aanraking te brengen met Christus die in de wereld gekomen is als licht voor de volkeren, als verlosser van de mensen. Temidden van alle systemen die mensen onvrij maken, en van de leugens die mensen gevangen houden, en tegenover de mensensmokkelaars en uitbuiters die voor wie mensenlevens totaal niet tellen. We mogen mensen winnen voor het leven door te luisteren naar Hem, door ons gebed, door onze eredienst, door onze naastenliefde mogen we onze medemensen uitzicht geven, hoop en liefde. Laten we ons enthousiasme niet laten afhangen van resultaten die wij zien. Het gaat om de kerk waarvan we deel uitmaken door het geloof. De uiteindelijke oogst mogen we zien als het rijk van God aanbreekt. We worden aangevuurd door de gemeenschap van de heiligen die ons zijn voorgegaan. Het is een schare die niemand tellen kan en die het loflied van de overwinning van Gods liefde zingt. Zo leven we overal en altijd et de oogst voor ogen. Amen
(c) Martin Los, pr
1) Evangelielezing van deze 5e gewone zondag door het jaar: Lukas 5:1-11