Werk in uitvoering

Homilie zondag 21 door het jaar 22 augustus 2021 Mariakerk en Willibrordkerk https://youtu.be/RuIjCUyBeHM
“Heer naar wie zouden wij anders gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven”1)
Lieve zusters en broeders, nadat Jezus bij de wonderbare broodvermenigvuldiging tegen de avond de menigte verzadigd had, hadden de mensen hem de volgende ochtend opgespoord omdat ze naar meer verlangden. Het zou vreemd zijn als ze niet vol waren van wat ze hadden meegemaakt. Wie zou geen brood willen eten zonder er iets voor de hoeven doen? Het lijkt zelf de ultieme droom van velen: nooit meer hoeven te werken.
Er zijn zelfs sociaal-economen die voorstellen dat iedereen een basisinkomen krijgt, genoeg om van te leven of je nu een baan hebt of niet. De machines en de computers doen het werk wel.
We zouden inderdaad door een beter gebruik van de techniek en rechtvaardiger verdeling van de opbrengst van de aarde zonder moeite alle honger in de wereld kunnen uitbannen. De ogen van hongerende kinderen in sommige arme gebieden en tegenwoordig ook in de vele vluchtelingenkampen zijn een ernstige aanklacht tegen landen waar mensen even in overvloed.
Maar als we  niet meer zouden hoeven te werken voor ons dagelijks brood zouden we dan genoegen nemen met een leven, zonder doel en uitzicht? Betekent mens-zijn ook niet dat we ons nuttig zouden willen maken; dat we zinvol bezig willen zijn door onze zorg voor elkaar, onze zorg voor de wereld, de overdracht van kennis aan onze kinderen door onderwijs en goed voorbeeld?
Als we niet meer zouden hoeven te werken voor ons dagelijks brood en voor onze basisbehoeften, dan hadden we gelukkig toch nog onze handen vol om samen deze wereld veilig en mooi te maken, een thuis voor iedereen. Dat werk is nooit af. Dat werk moet in zeker zin steeds opnieuw beginnen. Want elke generatie staat voor nieuwe opgaven en elke generatie vormt ook zelf een nieuwe opgave.
“Werkt voor het brood dat niet vergaat” zei Jezus tot de mensen die hem overal gezocht hadden en alles van hem verwachten. “Wat voor werk moeten we dan doen? “ vroegen ze hem. “Geloven in hem die God gezonden heeft”.
Geloof in Jezus als de Zoon van God, de Christus, is een wérk. Met werk bedoelt Jezus niet in de eerste plaats, dat het moeite en inspanning, zweet en tranen,  kost. Maar vooral dat je het met hart en ziel doet. Het gaat niet om allerlei religieuze verplichtingen maar om de dienst aan God. Je afvragen wat zijn wil is in het leven van alledag. Het gaat om de unieke kans om een leven te leiden als een kind van God. Om het werkelijk nieuwe van het Evangelie te laten zien. De boodschap van de verlossing. Toch haken veel leerlingen af – ook al waren zij verzadigd bij de wonderbare broodvermenigvuldiging. Ook al hadden ze hem daarna overal gezocht om het wonder dat ze hadden beleefd. Om het wonder nogmaals te beleven, en nogmaals en nogmaals. Maar ‘geloven in Jezus als het ware  brood dat uit de hemel is neergedaald’? Dat ging hen veel te ver. Daar zagen ze om zo te zeggen “geen brood in”. Daar wilden ze hun krachten niet aan wijden. Een mens die zichzelf presenteerde als de ultieme liefde, als het hart van God dat naar alle mensen openstond, als de Zoon van God, dat stond hen tegen, ook al hadden ze zelf het teken daarvan beleefd.
“Zouden jullie ook niet gaan? “ vraagt Jezus aan zijn leerlingen die bij hem gebleven zijn? Waarop Petrus als hun voorman zegt: “Heer, naar wie zouden wij anders gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Wij geloven en weten dat U de heilige van God bent”.  Ze zijn bereid het werk aan te vatten dat God van hen vraagt. Daar ontstaat het nieuwe volk dat net als eens Jozua toen hij het volk het beloofde land binnenleidde, voor de keus stelde God te dienen of de afgoden? Het antwoordde: Wij denken er niet aan de Heer te verlaten. Hij heeft ons geleid en beschermd. Ook wij willen de Heer dienen. Hij is onze God” 2).
Het geloof is een werk. Dat werk aanvatten betekent ook een keuze maken en een besluit nemen. Een duidelijk plan voor ogen hebben. Niet overvallen worden door de realiteit die vaak weerbarstig is. Om de gemeente van Epheze te helpen bij hun poging de liefde van God gestalte te geven in hun gemeenschap, met een duidelijk plan voor ogen, hield Paulus de gelovigen voor om de liefde van God ook in de omgang met elkaar gestalte geven en aan de gemeenschap met elkaar te werken 3). Want je kunt wel een boodschap voor de wereld hebben, dat God liefde is en dat we die liefde in Jezus Christus mogen ervaren, maar als je dat niet in je eigen gemeenschap praktiseert, vindt je boodschap geen weerklank. “Heb elkaar van harte lief” schrijft hij. Vind je zelf niet belangrijker dan de ander. Voegt je naar elkaar. Geloven als teamwork. In de gemeenschap, maar ook in je eigen thuis, je huwelijk, je vriendschappen. De arme Paulus had nooit kunnen denken dat zijn woorden zouden worden opgevat als goddelijke natuurwet over man en vrouw. Dat mensen aanstoot zouden nemen over zijn woorden. Dat hij als het ware een talibanachtige visie op vrouwen had. Want het was beslist geen mannelijke spierballentaal van onze beminde apostel, maar een bijna schuchtere poging van hem om een beeld te geven van hoe het zou kunnen dat wij als kerk en in onze gezinnen en relatie de liefde van God in Jezus Christus zouden kunnen vieren. Hij zag het als zijn ideaal als gemeente zijn een vorm van teamwork was. Met de liefde van Christus als doel en als middel. Geen keurslijf, maar de vrijheid van Gods kinderen.
Paulus greep naar het beeld van het lichaam om de gemeenschap van liefde van Christus voor de ogen van de gelovigen op te roepen. Ook in huwelijk en gezin. Als een voorbeeld. Weet iemand een beeld dat meer aanspreekt? Een beeld en een visioen dat beter aansluit bij de huidige tijd. Ik hoor ik de apostel denken: ga je gang, als het maar dient om God en elkaar in liefde te dienen. En getuigen te zijn van het Evangelie in onze wereld, Het blijft werk in uitvoering. Amen

(c) Martin Los, pastoor

Lezingen in de eucharistie van de 21e zondag door het jaar volgens het universele katholieke leesrooster:
1) Evangelielezing: 6:60-69 (zie ook het hele hoofdstuk)
2) 1e lezing: Jozua 1-2, 15-17, 18
3) 2e lezing: Brief van h. apostel Paulus aan de christenen te Epheze: 5:21-32

Eeuwig leven als gemeenschap

Preek op de 19e zondag door het jaar op 8 augustus 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

“Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid”1).
Lieve broeders en zusters, Om onszelf in leven te houden als mens hebben we behoefte aan dagelijks brood. We werken ervoor. We nemen het brood tot ons door de mond om ons lichaam te voeden. En daardoor zijn we weer in staat om verder te arbeiden voor ons dagelijks brood.
Maar wij, mensen, hebben niet alleen behoefte aan dagelijks brood. We voelen niet alleen honger naar brood om onze maag te vullen. We hebben als mensen ook behoefte aan voedsel dat onze ziel verzadigd. Geestelijk voedsel. Brood dat ons voedt voor het eeuwige leven. Tegen iedereen die hiernaar verlangt zegt Jezus: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid”. Ook voor dat brood moeten we werken. Maar niet met lichamelijk arbeid, maar geloof: “Wie gelooft heeft eeuwig leven” zegt Jezus tegen de mensen die verbaasd zijn dat een mens van vlees en bloed zegt: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”. “Is dit niet de zoon van Jozef, en kennen we zijn vader en moeder niet? Hoe kan hij dan zeggen: ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald?”.
Jezus vraagt ons dus om geloof. Dan hebben we deel aan het leven dat niet vergaat, het eeuwige leven.
Bij de volwassenendoop, vraagt de celebrant aan de dopeling die wil opgenomen in de kerk: wat verlangt u van de kerk? Dan antwoordt de dopeling: het geloof. En wat schenkt u het geloof? De dopeling antwoordt: het eeuwige leven. Dan spreekt de celebrant de woorden van Jezus uit: “Dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen Vader en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus”’
Laten we dat altijd voor ogen houden, elke dag opnieuw, dat we door de doop en het geloof deel hebben aan het eeuwige leven. Het eeuwige leven is dat Jezus ons voedt met zijn lichaam, de gemeenschap met hem en de kerk, de gemeenschap van alle gelovigen. Als Jezus ons door het geloof voedt met zijn lichaam, onderhoudt hij ons als zijn lichaam. Dus als we de communie ontvangen, zegt de priester “lichaam van Christus” en de ontvanger zegt: “Amen”. Niet “dank u wel” maar “Amen”. Wat het zelfde is als “ik geloof”. We worden dus als we Jezus gedenken in de eucharistie, “steeds meer wat we al zijn: lichaam van Christus” zoals de heilige Augustinus zegt:
Veel mensen  hebben een voorstelling dat wij alleen leven in de tijd, tussen geboorte en dood. Dat we een persoon zijn zou dus ook maar tijdelijk zijn. Na de dood worden we weer één met de natuur, die eeuwig en onpersoonlijk is. Anderen zien een vorm van eeuwig leven in de indruk die je achter laat en die generaties wordt doorgegeven, de roem die je verworden hebt. Maar het gedurfde van het geloof is dat wij geloven dat de eeuwigheid juist is gelegen in de gemeenschap en de omgang met Jezus Christus. De persoon gaat niet onder, maar de persoon wordt juist behouden.
Daarom belijden we met heel de kerk: “Ik geloof in de verrijzenis het lichaam en het eeuwig leven”.
Het eeuwig leven is dus een gemeenschap van personen die verbonden zijn met God die zelf  een gemeenschap van personen is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Onze identiteit, de unieke persoon die we zijn, wordt dus niet uitgewist, maar komt juist volledig tot zijn recht. Het lichaam van Christus is een echt lichaam – geen onpersoonlijke massa, nee, een lichaam. Dat wil zeggen dat alle leden meetellen en ertoe doen als persoon.
Zo mogen we hier in deze wereld beeld zijn van God, naar het voorbeeld van Jezus Christus, Onze vertaling van de woorden van Paulus in de tweede lezing 2) heeft: weest navolgers van God. Maar het Griekse woord betekent eerder: weest uitbeelders van God. “Weest verbeelders, schouwspelers van God zoals geliefde kinderen, en wandelt in de liefde zoals Christus u heeft liefgehad en zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offer God tot een liefelijke geur”.
Liturgisch hoogtepunt van deze uitbeelding – van dit schouwspel – is de eucharistie waarin  Christus zichzelf aan ons uitdeelt. Maar we mogen God ook uitbeelden, ieder op onze eigen wijze, als leden van het lichaam in het dagelijks leven. In de liefde voor elkaar, in dienst aan onze medemensen, in de hoop en het geloof dat we uitstalen mogen we het eeuwig leven uitbeelden. We mogen er zelf in groeien tot de laatste tegenspraak, de dood, de twijfelzaaier, wordt weggenomen. Daarom verschijnt Jezus aan ons als de verrezen Heer die de dood heeft overwonnen heeft, en altijd in ons midden is “als het Brood des levens. Als iemand van dit Brood eet zal hij leven in eeuwigheid. Amen

©Martin Los, pastoor
1) Evangelie van deze zondag (zie ook vorige week zondag): Johannes 6:41-51
2) eerste lezing: Efeziërs 4:30 – 5:2