Inclusief en divers

Preek op de 26e zondag Jaar B 26 september 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, er is in onze tijd veel te doen over inclusiviteit, en diversiteit, we mogen niemand buitensluiten, maar tegelijkertijd moeten mensen zo verschillend mogelijk kunnen zijn. Het spreekt vanzelf dat dit hier en daar flink schuurt.
Dat probleem of die uitdaging doet zich niet alleen in onze tijd voor. Het is min of meer van alle tijden, al is het steeds op een andere manier. Het heeft er mee te maken dat we allemaal op de een of andere manier tot een groep behoren, maar toch ook personen die allemaal uniek zijn. Steeds opnieuw zoeken we daarbij naar een balans om in vrijheid en vrede met elkaar te kunnen leven. Belangrijk daarbij is dat we zaken niet op de spits drijven, maar kunnen relativeren. We hebben onze idealen, met name als jongeren, tegelijkertijd is er humor nodig en levenswijsheid die kenmerk zijn van de rijpere leeftijd.
Jozua was een jongeman, een knecht van Mozes 1).  Hij was vol bewondering en respect voor zijn meester. Als er twee mannen, Eldad en Medad, zich niet repectvol lijken te gedragen, doordat ze buiten Mozes om profeteren ziet Jozua dat als gebrek aan respect. “U moet hier een eind aan maken” roept hij Mozes toe, alsof die ernstig te kort schiet en over zich heen laat lopen. Maar Mozes antwoordt mild: ”ik wou dat heel het volk van de Heer profeteerde”. Mozes kijkt niet naar wat scheidt, maar naar wat verbindt. Het is te vergelijken met een voorzitter van een fractie waarin doorgaans partijdiscipline heerst. Toch zijn er twee leden die een andere standpunt innemen en daarvoor uit komen. “Maak een eind aan die rebellie” roepen sommingen. Maar de partijleider glimlacht en zegt: “ik wou dat iedereen zo diep over zaken nadacht en de moed had daarvoor uit te komen. Ik heb liever een eerlijke pittige discussie dan allemaal ja-knikkers”.

Wanneer de leerlingen van Jezus ontdekken dat ergens onbekenden die geen volgelingen van Jezus zijn, in zijn naam duivels uitdrijven, proberen ze dat te verhinderen 2). Maar Jezus maant hen tot bezinning: “verhindert het hen niet, want iemand die een wonder doet in mijn naam, zal niet gauw iets ongunstigs over mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons”.
Deze wijsheid kan ons ook helpen conflicten te overwinnen in de omgang met elkaar, ook in de kerk. We beleven allemaal ons geloof op een verschillende manier. Als we die verschillen opblazen ontstaan er overal scheidingen tussen mensen. We hebben onze idealen en belangen Maar als we ieder die daar niet aan voldoet zien als een afvallige of tegenstander, maken onze idealen meer kapot dan ons lief is. Wanneer we dezelfde Heer liefhebben, maar op verschillende manier en vanuit een verschillende perspectief dienen, dan moeten we elkaar toch niet afschrijven. Christenen van allerlei kerken benadrukten tot een halve eeuw geleden de verschillen in leer en traditie. Men meed elkaar zoveel mogelijk. Men praatte over elkaar, maar niet met elkaar. Toen kwam de omslag. Men ging kijken wat ondanks alle verschillen gemeenschappelijk was. Dat was heel veel. Tegenwoordig zijn er vele oecumenische bijeenkomsten en activiteiten. Een feest van herkenning. Ik heb de vruchten van de erkenning zelf mogen ervaren doordat ik als predikant tot priester gewijd mocht worden. Ik beleefde dat niet als een verloochening van mijn protestantse achtergrond, maar als een roeping en als een vervulling van wat ik dank zij het geloof waarin ik was opgegroeid had gezocht.

Waar we bij alles discussies over verschillen in overtuiging en gedrag op moeten letten is niet of iemand anders denkt dan wij of een andere overtuiging heeft, maar wat we doen aan de ander als die ander hulp nodig heeft: “Als iemand je een beker water geeft, omdat je van Christus zijt” zal hij zijn beloning zeker niet ontgaan”.
Wanneer we ooit voor onze Heer moeten verschijnen, wordt niet gevraagd of we de juiste standpunten hebben ingenomen en verdedigd, maar wat we gedaan hebben voor onze naaste tegenover ons, en dat kan best een tegenstander zijn geweest: ”Als  iemand één van deze kleinen die geloven tot zonde verleidt het ware beter dat hem een molensteen om de hals werd gedaan en in zee geworpen”. Het is een radicale uitspraak van Jezus. Die uitspraak is absoluut niet bedoeld om ons angst aan te jagen, omdat we allemaal misschien wel eens iets gedaan hebben waarvan we de gevolgen niet konden overzien. Juist om onze zwakheid heeft Jezus zijn leven gegeven, om ons zondige mensen, hoop te geven en uitzicht op Gods goedheid. Daarom heffen we altijd het oog naar zijn kruis.
Maar het ergste wat een mens kan doen, is iemand anders bewust alle hoop ontnemen. Daar ligt de basis van elke veilige en vruchtbare vorm van gemeenschap: de ander niet alle hoop ontnemen. Dan ontnemen we de ander zijn menselijkheid. Er is een ondergrens. We kunnen nog zo verschillen van overtuiging of in welk opzicht dan ook, we moeten elkaar blijven respecteren.
Verschillen in overtuiging, in leer, in traditie, vallen in het niet bij de vraag of we de ander tegenover ons geholpen hebben in acute nood. Hebben we de ander alle hoop ontnomen op begrip en herkenning als mens toen de situatie daarom juist wel om vroeg? Laten we bij alles discussies over diversiteit en inclusiviteit niet de ander als mens uit het oog verliezen, maar de helpende hand bieden en elke ontmoeting maken tot een bron van hoop en uitzicht. Amen.

(c) Martin Los
Schriftlezingen voor deze zondag volgens het universele r.k. lectionarium:
1) 1e lezing: Numeri 11:25-29
2) Evangelielezing Marcus 9:38-43,45,47-48

Werk in uitvoering

Homilie zondag 21 door het jaar 22 augustus 2021 Mariakerk en Willibrordkerk https://youtu.be/RuIjCUyBeHM
“Heer naar wie zouden wij anders gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven”1)
Lieve zusters en broeders, nadat Jezus bij de wonderbare broodvermenigvuldiging tegen de avond de menigte verzadigd had, hadden de mensen hem de volgende ochtend opgespoord omdat ze naar meer verlangden. Het zou vreemd zijn als ze niet vol waren van wat ze hadden meegemaakt. Wie zou geen brood willen eten zonder er iets voor de hoeven doen? Het lijkt zelf de ultieme droom van velen: nooit meer hoeven te werken.
Er zijn zelfs sociaal-economen die voorstellen dat iedereen een basisinkomen krijgt, genoeg om van te leven of je nu een baan hebt of niet. De machines en de computers doen het werk wel.
We zouden inderdaad door een beter gebruik van de techniek en rechtvaardiger verdeling van de opbrengst van de aarde zonder moeite alle honger in de wereld kunnen uitbannen. De ogen van hongerende kinderen in sommige arme gebieden en tegenwoordig ook in de vele vluchtelingenkampen zijn een ernstige aanklacht tegen landen waar mensen even in overvloed.
Maar als we  niet meer zouden hoeven te werken voor ons dagelijks brood zouden we dan genoegen nemen met een leven, zonder doel en uitzicht? Betekent mens-zijn ook niet dat we ons nuttig zouden willen maken; dat we zinvol bezig willen zijn door onze zorg voor elkaar, onze zorg voor de wereld, de overdracht van kennis aan onze kinderen door onderwijs en goed voorbeeld?
Als we niet meer zouden hoeven te werken voor ons dagelijks brood en voor onze basisbehoeften, dan hadden we gelukkig toch nog onze handen vol om samen deze wereld veilig en mooi te maken, een thuis voor iedereen. Dat werk is nooit af. Dat werk moet in zeker zin steeds opnieuw beginnen. Want elke generatie staat voor nieuwe opgaven en elke generatie vormt ook zelf een nieuwe opgave.
“Werkt voor het brood dat niet vergaat” zei Jezus tot de mensen die hem overal gezocht hadden en alles van hem verwachten. “Wat voor werk moeten we dan doen? “ vroegen ze hem. “Geloven in hem die God gezonden heeft”.
Geloof in Jezus als de Zoon van God, de Christus, is een wérk. Met werk bedoelt Jezus niet in de eerste plaats, dat het moeite en inspanning, zweet en tranen,  kost. Maar vooral dat je het met hart en ziel doet. Het gaat niet om allerlei religieuze verplichtingen maar om de dienst aan God. Je afvragen wat zijn wil is in het leven van alledag. Het gaat om de unieke kans om een leven te leiden als een kind van God. Om het werkelijk nieuwe van het Evangelie te laten zien. De boodschap van de verlossing. Toch haken veel leerlingen af – ook al waren zij verzadigd bij de wonderbare broodvermenigvuldiging. Ook al hadden ze hem daarna overal gezocht om het wonder dat ze hadden beleefd. Om het wonder nogmaals te beleven, en nogmaals en nogmaals. Maar ‘geloven in Jezus als het ware  brood dat uit de hemel is neergedaald’? Dat ging hen veel te ver. Daar zagen ze om zo te zeggen “geen brood in”. Daar wilden ze hun krachten niet aan wijden. Een mens die zichzelf presenteerde als de ultieme liefde, als het hart van God dat naar alle mensen openstond, als de Zoon van God, dat stond hen tegen, ook al hadden ze zelf het teken daarvan beleefd.
“Zouden jullie ook niet gaan? “ vraagt Jezus aan zijn leerlingen die bij hem gebleven zijn? Waarop Petrus als hun voorman zegt: “Heer, naar wie zouden wij anders gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Wij geloven en weten dat U de heilige van God bent”.  Ze zijn bereid het werk aan te vatten dat God van hen vraagt. Daar ontstaat het nieuwe volk dat net als eens Jozua toen hij het volk het beloofde land binnenleidde, voor de keus stelde God te dienen of de afgoden? Het antwoordde: Wij denken er niet aan de Heer te verlaten. Hij heeft ons geleid en beschermd. Ook wij willen de Heer dienen. Hij is onze God” 2).
Het geloof is een werk. Dat werk aanvatten betekent ook een keuze maken en een besluit nemen. Een duidelijk plan voor ogen hebben. Niet overvallen worden door de realiteit die vaak weerbarstig is. Om de gemeente van Epheze te helpen bij hun poging de liefde van God gestalte te geven in hun gemeenschap, met een duidelijk plan voor ogen, hield Paulus de gelovigen voor om de liefde van God ook in de omgang met elkaar gestalte geven en aan de gemeenschap met elkaar te werken 3). Want je kunt wel een boodschap voor de wereld hebben, dat God liefde is en dat we die liefde in Jezus Christus mogen ervaren, maar als je dat niet in je eigen gemeenschap praktiseert, vindt je boodschap geen weerklank. “Heb elkaar van harte lief” schrijft hij. Vind je zelf niet belangrijker dan de ander. Voegt je naar elkaar. Geloven als teamwork. In de gemeenschap, maar ook in je eigen thuis, je huwelijk, je vriendschappen. De arme Paulus had nooit kunnen denken dat zijn woorden zouden worden opgevat als goddelijke natuurwet over man en vrouw. Dat mensen aanstoot zouden nemen over zijn woorden. Dat hij als het ware een talibanachtige visie op vrouwen had. Want het was beslist geen mannelijke spierballentaal van onze beminde apostel, maar een bijna schuchtere poging van hem om een beeld te geven van hoe het zou kunnen dat wij als kerk en in onze gezinnen en relatie de liefde van God in Jezus Christus zouden kunnen vieren. Hij zag het als zijn ideaal als gemeente zijn een vorm van teamwork was. Met de liefde van Christus als doel en als middel. Geen keurslijf, maar de vrijheid van Gods kinderen.
Paulus greep naar het beeld van het lichaam om de gemeenschap van liefde van Christus voor de ogen van de gelovigen op te roepen. Ook in huwelijk en gezin. Als een voorbeeld. Weet iemand een beeld dat meer aanspreekt? Een beeld en een visioen dat beter aansluit bij de huidige tijd. Ik hoor ik de apostel denken: ga je gang, als het maar dient om God en elkaar in liefde te dienen. En getuigen te zijn van het Evangelie in onze wereld, Het blijft werk in uitvoering. Amen

(c) Martin Los, pastoor

Lezingen in de eucharistie van de 21e zondag door het jaar volgens het universele katholieke leesrooster:
1) Evangelielezing: 6:60-69 (zie ook het hele hoofdstuk)
2) 1e lezing: Jozua 1-2, 15-17, 18
3) 2e lezing: Brief van h. apostel Paulus aan de christenen te Epheze: 5:21-32