De gast is de gastheer

Preek op de 13e zondag door het jaar 28 juni 2020 Mariakerk en Willibrordkerk

“Wie u opneemt, neemt Mij op en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft” zegt Jezus tot zijn apostelen en door hen ook tot ons. 1)
Het lijkt erop dat iemand die Jezus wil volgen, alles achter zich moet laten, zijn familie, zijn gezin, zelfs zijn eigen leven: “Wie vader of moeder meer bemint dan mij is mijn niet waardig” 1). We begrijpen allemaal dat hij niet bedoelt dat we geen zorg en liefde aan onszelf en onze naaste verwanten mogen geven. Het gaat erom dat we voor beslissende keuzes kunnen komen te staan als we willen leven aan de hand van het Evangelie die onze omgeving vaak niet zal begrijpen en ons gedrag niet op prijs zullen stellen. Je hebt dan het gevoel in de kou te staan en op jezelf teruggeworpen.

Bedenk dan dat God jou niet in de kou laat staan, verzekert Jezus want: ‘Wie u opneemt, neemt Mij op en wij Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft”.1) lk ben jou nabij en God zelf is je nabij. En iedereen die jou bescherming biedt, geniet bescherming van God. Wees dus niet bang om het te wagen met de boodschap van het rijk van God, ook al lijk je daardoor misschien een vreemde vogel in de ogen van je omgeving. Je mag erop vertrouwen dat er ook mensen blij met jou zijn en die achter je zullen staan .
Er is altijd moed voor nodig om in de ogen van de wereld een andere weg te gaan. Want de bescherming ervaar je pas als je de stap gedaan hebt en op weg bent gegaan. Net als iemand die voor het eerst gaat zwemmen, zijn vrees moet overwinnen.

De profeten waren moedige mannen en vrouwen die aan de mensen verkondigden dat er grenzen waren aan het kwaad. Dat er een God was die niet zou toelaten dat de rechten van onschuldige mensen vertrapt zouden worden door de machtigen en rijken. Dat ze tot God terug moeten keren. Omdat mensen nu eenmaal niet wakker geschud willen worden en uit hun comfortzone gehaald, sloten de mensen zich af voor de profeten. Ze stonden alleen. Er was moed voor nodig om voor hen op te komen, haast evenveel moed als van de profeten zelf.
Als je ziet wat er op Twitter en andere sociale media door mensen die zelf anoniem blijven, wordt uitgestort aan gif en vuiligheid over degenen die opkomen voor het goede en een betere wereld! We begrijpen daardoor denk ik beter de betekenis van het verhaal van het echtpaar dat aan de profeet Elisa onderdak verschafte 2).
Ze zijn welvarend, want ze bezitten een eigen huis dat stevig genoeg is om er nog een bovenverdieping op te zetten. De meeste mensen woonden in grotten of tenten. De vrouw nodigt vrijwillig de profeet uit om bij haar te komen eten. Op den duur verschaffen zij en haar man zelfs onderdak aan de profeet. Ze verschaften hem zelfs een lamp. Hun olievoorraad was ook teken van welvaart.
Daardoor maakten zij zich net zo tot doelwit van argwaan en haat van hun welvarende medeburgers, als de profeet. Maar door de profeet bescherming te bieden boden ze Hem onderdak die zijn profeet gezonden had, God. Ze gaven Elisa bescherming en ze voorzagen in zijn eerste levensbehoeften, slaap en voedsel, en privacy. Ze hielden de kamer altijd vrij. Hij was altijd welkom. Het echtpaar was in goeden doen, maar Elisa wil graag iets terugdoen. Wat ontbreekt nog aan hen? Ze hebben alles. Maar ze zijn kinderloos en de man is op leeftijd. Dan roept Elisa de vrouw en belooft dat “zij het volgende jaar om dezelfde tijd een zoon aan haar hart zal drukken”. Een wonderlijke geboorte zal plaatsvinden die hun leven toekomst geeft. Ze mogen God in hun huis opnemen als een kind door wie de wereld een nieuwe toekomst krijgt. Ze mogen hun kind voorleven wat het betekent in God te geloven. Een nieuwe stap van God in de wereld die zich weinig of niets van God aantrekt.

“Wie een profeet opneemt omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen” 1) zegt Jezus in hetzelfde Evangeliegedeelte van Matheus. Hij spreekt vanuit zijn eigen ervaring want de vrienden die Jezus onderdak gaven – we denken aan Lazarus en zijn zussen Martha en Maria – beleefden dit als een weldaad en bewijs van Gods genade, ondanks dat zij daardoor zelf vaak alleen kwamen te staan en gewantrouwd werden. En de mensen die naar deze woorden van Jezus luisterden, kenden natuurlijk ook een verhaal als van het echtpaar in Sunem 2).

Waar het allemaal omgaat is dat we moed moeten hebben om Jezus in ons leven te volgen.
Vanwege anderen die ons niet misschien niet kunnen begrijpen. Of vanwege ons eigen comfort dat ons tegenhoudt zoals iemand die ’s morgens uit de slaap gewekt wordt, en protesteert en zich nog een keer omdraait in bed. En misschien vanwege onze eigen vrees dat we niet geschikt zijn om de blijde boodschap in praktijk te brengen. Er is altijd moed voor nodig om de eerste stap te doen. Maar we hoeven niet bang te zijn. God zelf schenkt ons zijn bescherming en Christus zelf is onze metgezel. En er zullen veel meer mensen uiteindelijk blij zijn met ons dan we zelf vermoed hadden. Onze stap brengt hen misschien ook tot hun eerste stap. De wereld zal nooit veranderen zonder die eerste stap die elk mens kan doen.
“Indien we met Christus gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven” schrijft Paulus 3). De bescherming die Jezus biedt door het geloof en de doop, gaat verder dan de dood. Want met elke stap worden we meer en meer opgenomen in de nieuwe wereld die met Hem begonnen is. Het rijk van God. Laten we daarom niet bang zijn maar altijd vol goede moed. Amen

© Martin Los

Schriftlezingen in de eucharistie van de 13e gewone zondag door het jaar volgens het universele r.k. lectionarium
Evangelie: Mattheus 10:37-42 1)
1e lezing; II Koningen 4:8-16
2e lezing: Romeinen 6:3-11

afbeelding van de profeet Elisha ontleend aan https://www.chabad.org/

Tegen geloof, hoop en liefde legt de angst het af

Preek op de 4e zondag door het jaar 3 februari 2019 in Willibrordkerk en Mariakerk

“Nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, en de grootste van hen is de liefde” 1)
Lieve zusters en broeders, het is mooi als een preek algemene instemming krijgt. Iedereen gaat met een fijn gevoel naar huis en de predikant ook. Maar moet een preek juist niet soms ergernis wekken? Niet doelbewust om de hoorders te kwetsen, maar omdat de predikant iets benoemt wat pijnlijk is, waar een taboe op rust, een hete brij waar men graag omheen loopt.
De preek die Jezus in de synagoge houdt, krijgt aan het begin ieders instemming 2). Maar gaandeweg slaat de instemming om in ergernis en tenslotte werpt men hem zelfs de synagoge uit, de synagoge van zijn eigen vaderstad. Wat neerkomt op exommunicatie, verwijdering uit de gemeenschap.
En dat allemaal omdat Jezus alleen maar open en eerlijk was. Hij wist wat de mensen dachten: “Jezus, je hebt nu overal mensen genezen. Laat  nu maar eens aan je eigen jeugdvrienden en bekenden zien wat je kunt”.  Eigen vaderstad eerst. Het klinkt ons bekend in de oren. Die houding verhindert de aanwezigen in de synagoge om de boodschap van Jezus echt te horen en nieuwe mensen te worden. Daarmee doen ze zichzelf tekort, maar ook Jezus. Ze maken hem tot een wonderdokter die zijn kunsten moet vertonen. Alsof ze als inwoners van zijn vaderstad recht hebben op wonderen.
Maar Jezus kan  niets doen zonder dat mensen in hem geloven, niet als een wonderdokter, maar als brenger van de blijde boodschap. Even tevoren had hij hen dat nog duidelijk gemaakt toen hij voorlas uit Jesaja: “De Geest des Heren is op mij, omdat Hij mij gezalfd heeft om aan armen de blijde boodschap te brengen” en hij begon zijn preek met de woorden: “heden is dit Schriftwoord in uw eigen oren vervuld”. Maar het drong niet tot de mensen door omdat ze vonden dat Jezus zich maar eens voor hen moest bewijzen.
Daarom legt Jezus de vinger op de zere plek. Hij haalt de Bijbel aan. Over de profeten Elia en Elisa die in eigen land een onvruchtbare grond vonden voor hun boodschap. Ze werden juist naar buitenlanders gezonden, naar vreemdelingen die wel tot geloof kwamen. Een weduwe in het buitenlandse Sion en de Syrier Naaman. In plaats van dat de aanwezigen in de synagoge de ironie van Jezus begrijpen – dat het heus niet de eerste keer zou zijn dat degenen die dichtbij menen te staan, uit ongeloof aan Gods beloften achter het net vissen – worden ze woedend en werpen hem de synagoge uit en zelfs de stad. Was het een niet geslaagde preek van Jezus omdat Hij ergernis wekte? Nee, de ergernis liet juist zien dat het woord van God mensen raakt en doordringt tot diep in de ziel; dat Hij ieders hart kent en de weerstanden die in ons leven, aan het licht brengt, om werkelijk vanuit het geloof in de bevrijdende, helende kracht van Gods woord te leven.
De ergernis gaat zo ver dat ze Jezus naar een rots duwen om hem vanaf te werpen. Nu is de vraag aan ons: Laat Jezus dan alsnog een soort kunststuk zien doordat hij “midden door de menigte liep en vertrok”? Trekt hij alsnog vanuit zijn binnenzak de kaart van goddelijke onkwetsbaarheid? Nee, Jezus toonde zich niet superieur en almachtig. Reken erop dat er wat door hem heen is gegaan en dat het hem pijn deed. In de steek gelaten door de mensen die hem het best kenden. Maar Jezus zelf vertrouwde op God. “Ik maak je tot een versterkte stad, een koperen muur” 3) had de Heer toch tegen Jeremia gezegd? Jezus vertrouwde dat God  hem zou helpen en dat die zou verhinderen dat iets of iemand zijn zending in de weg kon staan om de Blijde boodschap te brengen aan de mensen. Natuurlijk kende Jezus momenten van angst. Anders zouden we ontkennen dat hij waarachtig mens was. Maar hij liet juist zien dat geloof angst overwint. Zijn vertrouwen in God, zijn kalmte en zachtmoedigheid waarmee hij tussen de menigte doorging, was het wonder dat hij verrichte.
Het doet denken aan Ghandi, aan Martin Luther King, aan Nelson Mandela die in alle kwetsbaarheid rustig bleven, overtuigd van hun visioen en hun opdracht, en die juist zo geweldloze omwentelingen teweeg bracht in hun tijd.
Wanneer wij gelovig naar Jezus kijken en naar hem luisteren, wordt ook ons verlangen aangewakkerd om in zijn voetspoor te gaan.  
Wij verlangen om niet bang te zijn, dat ons geloof er de oorzaak van is dat andere mensen ons niet begrijpen en dat zij ons de rug toe keren; dat we in de kou komen te staan. Dat we anderen ergeren, niet omdat we anderen zouden veroordelen, maar gewoon omdat we zelf in alle vrijheid vanuit het geloof leven. We weten innerlijk hoe goed het is om vervuld te zijn van geloof, hoop en liefde, en vandaaruit te leven. Wat is er gezonder om die zuivere lucht in te ademen van geloof, hoop en liefde? Maar zullen anderen ons niet als uitslovers zien? Stellen we ons niet bloot aan spot en zelfs achterstelling? Maakt die begrijpelijke angst niet dat we ons meer zorgen maken dan nodig is. Juist gebrek aan overtuiging maakt ons tot een gemakkelijk prooi. De vraag is: durven vanuit het geloof, de hoop en de liefde te leven zoals Jezus deed.
Jezus onze Heer schenkt ons vertrouwen dat waarachtig geloof respect afdwingt; dat krachtige hoop aanstekelijk is – hoop is het medicijn tegen de angst, angst die heel veel mensen op dit moment in zijn ban heeft – ; en dat liefde sterker is dan alles.
Geloof, hoop en liefde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze ondersteunen en versterken elkaar. Ze zijn gaven van God aan zijn kinderen. Laten we niet bang zijn er met volle teugen van te genieten én ze in praktijk te brengen. Als het maar met liefde gebeurt, want de “grootste gave is de liefde” Amen

(c) Martin Los

lezingen tijdens de eucharistie op de 4e zondag door het jaar:
1) 2e lezing: 1 Korinthiers 13:4-13
2) Evangelielezing: Lucas 4:21-30
3) 1e lezing: Jeremia 1:4-5,17-19