Homilie op de 20e zondag van het jaar 18 augustus 2024 Culemborg
Dierbare zusters en broeders, voor de vierde maal lezen we vandaag het Evangelie van Johannes, over de wonderbare broodvermenigvuldiging van de vijfduizend en het debat dat daarop volgde van Jezus en de Farizeeën over de uitspraak van Jezus: ik ben het ware brood des levens dat uit de hemel is neergedaald.
Bij de broodvermenigvuldiging ging het nog om een reële fysieke verzadiging, een maaltijd die tegelijk ook, zo zegt Jezus, een teken was, een teken dat verwees naar het rijk van God. Dat teken heeft de duizendkoppige menigte niet begrepen want zij zoeken de volgende dag Jezus weer op omdat ze hem zien als een wonderrabbi die ervoor kan zorgen dat niemand meer honger heeft. In het gesprek dat daarna volgt onthult Jezus wie hij werkelijk is: het ware brood dat uit de hemel is neergedaald: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood zal hij leven in eeuwigheid. Het gaat nu over voedsel dat niet door de maag gaat, maar om voedsel dat de geestelijke honger van mensen voedt, de honger naar God, de honger naar eeuwig leven, de honger naar ware gerechtigheid en vrede. Jezus is het geschenk van God, het brood uit de hemel dat je door het geloof ontvangt, dat deze honger stilt en steeds weer sterkt. Hij is het woord van God dat vlees geworden is in de persoon van Jezus Christus.
Daarom zegt Jezus tot de menigte: Ik ben het brood des levens. Wie tot mij komt, zal nooit meer honger hebben. Het gaat hier om de persoon van Jezus en wat er gebeurt in de ontmoeting met hem.
Vandaag gaat het gesprek tussen Jezus en de farizeeën nog een stap verder, ja het bereikt een climax. “Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten bate van de wereld”. Jezus is niet alleen dat brood uit de hemel, hij geeft ook dat brood: “mijn vlees ten bate van de wereld”. Zijn tegenstanders die toch al vonden dat Jezus veel te ver ging door zichzelf het brood uit de hemel te noemen, zijn van mening dat hij het nu echt te bont maakt: “hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven”. Is dat niet je reinste kannibalisme? Dat is toch afschuwelijk en verwerpelijk? Maar in plaats van de ophef te sussen Jezus doet er nog een schepje bovenop door te zeggen: ”voorwaar ik zeg u, als ge het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt hebt ge het leven niet in u”. Jezus is, zegt Johannes helemaal aan het begin van zijn evangelie, “het woord van God dat vlees is geworden en onder ons heeft gewoond”. Dat is het kerstgebeuren. Hier wijst Jezus nu op het Paasgebeuren. Jezus zal zichzelf, hij zal zijn leven geven als een offer uit liefde voor de mensen en de wereld. Dat is het vlees dat hij zal geven ten bate van de wereld. Wie gelooft in hem, ontvangt hem zelf: wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem.
Alles in deze woorden verwijst naar het offer van Jezus aan het kruis en de maaltijd waarin hij zichzelf schenkt aan allen die geloven, allen die zich voeden met hem in de eucharistie, het laatste avondmaal dat Jezus heeft ingesteld met de woorden: “dit is mijn lichaam” Het ontzagwekkende geheim dat wij ook vandaag mogen vieren. Het mysterie waarover we nooit uitgedacht raken, waarover we ons steeds opnieuw verwonderen, bron en hoogtepunt van ons gelovig leven. De tegenstanders van Jezus namen er aanstoot aan dat hij zichzelf het brood uit de hemel noemde en dat hij hen voorhield dat als ze zijn vlees niet zouden eten, het eeuwige leven niet in zich zouden hebben. Wij die op de uitnodiging van Jezus ingaan om de maaltijd met hem te houden, begrijpen dat deze maaltijd die ons deel geeft aan het leven van Jezus en de gemeenscha[p met God, geen vorm van kannibalisme in de vorm van symbolische kannibalisme is. Door het sacrament van de Eucharistie/heilig Avondmaal komt Jezus, het mensgeworden Goddelijk Wóórd in persoon, wérkelijk onder ons tegenwoordig als voedsel voor onze ziel, in de vorm van fysiek voedsel (brood en wijn). We aanvaarden Jezus dan pas volledig als we Hem door gelóvig luisteren en door gelóvig eten opnemen, verenigen met ons leven. “Dit is Mijn lichaam’ betekent: ‘Dit ben Ik, dit is Mijn Persóón, opgeofferd in de dood, gebróken voor jullie’.
De eucharistie kent een rijke geschiedenis waarbij. Soms verschoof de aandacht voor het ene belangrijke aspect naar het andere. Tot een eeuw geleden lag alle nadruk op het offer karakter, door het offer dat Jezus met zijn dood aan het kruis had volbracht. In de vorige eeuw, na het Ie Vaticaanse concilie, kwam de nadruk te liggen op het maaltijdkarakter en het samen delen van brood en wijn. Zonder iets af te doen van het offerkarakter. Wie weet welk aspect in de toekomst nog eens de aandacht zal krijgen. Vroeger brak men het hoofd over de vraag hoe het brood tijdens de consecratie werkelijk lichaam van Christus kon zijn. Nu zien we veeleer dat de woorden: “Doe dit om mij te gedenken” niet alleen op het brood of op de breking van het brood slaan, maar op de hele handeling, ja op de hele maaltijd met Jezus als de gastheer. We aanvaarden het in geloof. We staren ons minder blind op de vraag hoe fysiek, aards brood, tegelijk het vlees kan zijn zoals Jezus zegt: het brood dat ik zal geven is mijn vlees ten bate van de wereld .Moge de werkelijk tegenwoordigheid van de Heer in de eucharistie die de eeuwen door ontelbaren tot troost is geweest ook het geloof in ons en onze tijd sterken, de hoop aan vuren en de liefde doen toenemen. Amen
Martin Los, pr
Evangelielezing van de 20e zondag door het jaar B Johannes 6:51-58
Afbeelding Het Laatste Avondmaal Leonardo da Vinci
Tag archieven: geestelijke honger
Voor zinvol leven is openheid en deemoed nodig
Homilie op de 19e zondag door het jaar B op 11 augustus 2024 H. Barbara Bunnik
Vijf opeenvolgende zondagen luisteren we naar het zesde hoofdstuk uit het Johannes Evangelie. We zijn nu halverwege. Het begon met de wonderbare spijziging van de vijfduizend in de avond. De menigte die daarna volkomen verzadigd naar huis ging, was verbluft. Ze keerden de volgende morgen in groten getale terug naar de plek waar zij gegeten hadden. Ze wllden die rabbi die wonderen kon doen op het schild hijsen en tot koning maken. Er zou nooit meer honger zijn. Maar ze troffen daar niemand aan. Ze hadden de vorige avond leerlingen van Jezus zien vertrekken in hun bootjes naar de overkant. Maar Jezus was niet in een bootje gestapt. Ze besluiten naar de overkant te varen, waarheen ze de leerlingen hadden zien varen. Daar treffen ze tot hun verbazing Jezus aan. Ze begrijpen niet hoe dat kon? Alsof Jezus de avond te voren niet een grote menigte wonderbaar gevoed had met vijf gerstebroden en twee vissen. “Rabbi, hoe bent u hier gekomen” vragen ze 1) . Jezus weet dat ze hem achterna gegaan zijn omdat ze dan verzekerd hopen te zijn van hun dagelijks brood en zich geen zorgen meer hoeven te maken.
Vorige week zondag Jezus stonden we stil bij het antwoord van Jezus: ”niet omdat gij tekenen gezien hebt zoekt ge mij maar omdat gij van de broden gegeten hebt tot uw honger was gestild. Werkt niet voor het voedsel dat vergaat maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwige leven en dat de mensenzoon u zal geven”.
De menigte die volkomen verzadigd is de vorige avond heeft alleen maar oog voor de zorg om het dagelijks leven. Met deze wonderrabbi zijn alle zorgen voorbij, denken ze. Ze hebben de wonderbare broodvermenigvuldiging dus helemaal niet gezien als teken, een zonneklaar teken dat verwijst naar het rijk van God. Het rijk van God is niet dat niemand meer honger lijdt, niemand meer hoeft te zwoegen voor het dagelijks brood. Natuurlijk is bestaanszekerheid een recht voor iedere mens. Het is een absolute schande dat ontelbare kinderen omkomen van honger terwijl de aarde meer dan genoeg voedsel voortbrengt voor iedereen. Niet de mogelijkheden om dit te veranderen ontbreken, maar de algemene politieke wil. Verlamd door de onverschilligheid. Het rijk van God wil dus niet zeggen dat dagelijks brood voor iedereen niet fundamenteel is, net als alle anderen noden. Maar al zou de hele wereld een paradijs zijn, dan nog blijven wij mensen zoeken naar de zin van ons leven, wat doen we hier op aarde, waar komen we vandaan, waar leven we naar toe. Soms worden we geraakt door iets of iemand waardoor het lijkt alsof we plotseling verstaan wat de zin van ons leven is, Een ontmoeting of gebeurtenis die ons geheel vervult en blij maakt. Iets wat niet ons lichaam voedt, of streelt, maar onze ziel verzadigt. Jezus legt aan de menigte uit dat hij gekomen is om de mensen met God en zijn rijk in aanraking te brengen. Om de geestelijke honger van de mensheid te stillen. Om alle mensen Gods liefde te schenken en te laten ervaren. Om iedereen ware blijdschap en vrijheid te laten genieten.
Daarom onthulde hij aan de mensen zijn goddelijke afkomst: “Ik ben het brood des levens. Wie tot mij komt zal geen honger meer hebben en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen”. “Wie tot mij komt” zegt Jezus. Hij dringt zich niet aan ons op. Hij schenkt ons de ontmoeting met hem. Voor een ontmoeting zijn twee partijen nodig die zich persoonlijk openen voor elkaar. De uitnodiging gaat van Jezus uit. Maar de aanwezigen sluiten zich af voor wie hij werkelijk is: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef. Kennen we zijn vader en moeder niet? Hoe kan hij dan zeggen: “Ik ben uit de hemel neergedaald”. Er vindt dus geen werkelijke ontmoeting plaats. Zij schenken Jezus geen geloof. Ze zien in hem alleen maar een mens zoals zij, en wel bijzonder maar uiteindelijk meer niet. en misschien is zijn bijzonderheid alleen maar een vorm van grote arrogantie. Ze hebben helemaal geen brood uit de hemel nodig, want hun voorouders hebben in de woestijn brood uit de hemel gegeten: mana, wat vertaald wil zeggen: “wat is dat?” Dus wat verbeeldde Jezus zich wel. Zij hadden hem niet nodig. Hun traditie verschafte hen voldoende om trots op te zijn en in hun religieuze behoeften te voorzien. Ze begrepen niet dat juist die traditie hen op Jezus wees, naast de tekenen die hij deed. Jezus die daar voor hen stond als brood uit de hemel, één gulle uitnodiging om tot hem te komen en te eten van het hemels brood.
Die uitnodiging, die roep klinkt nog steeds. Ze heeft nog niets van haar belofte en kracht verloren in onze tijd. Het evangelie, de boodschap van Gods liefde, de troost van eeuwig leven is niet van gisteren. Wat zien we in onze dagen met eigen ogen gebeuren? Het merendeel van de voetballers van het Nederlands elftal lijkt actief gelovig te zijn. De journalistiek is dit al opgevallen. Ze heeft niet met misprijzen gereageerd. Jonge mannen die onder grote druk staan van de publiciteit, de macht van het geld, van vele verleidingen, komen openlijk uit voor hen geloof in interviews. Op de Olympische spelen bidden vele atleten, vrouwen en mannen openlijk voor ze aan hun wedstrijd beginnen. Ook dat is de pers opgevallen en met respect behandeld. Allemaal grote mensen, in de ogen van de massa bijna halfgoden, die zich er niet voor schamen te erkennen dat er een goddelijk wezen is, iemand groter is dan zij. Hebben wij, eigentijdse mensen, die over alles beschikken, welvaart en kennis, juist niet moeite met alles wat boven ons uitsteekt ? Is dat niet de reden dat velen moeite hebben om te geloven? Dat er zoveel onverschilligheid is. Maar er lijkt dus een kentering te komen. Neem alleen maar het voorbeeld van de sporters. Maar de houding van “is dit niet de zoon van Jozef, en kennen we zijn vader en moeder niet?” is taai. Misschien moeten we als oudere generatie ook onze schroom en scepsis afleggen en dit als een teken zien? Amen.
Martin Los, pr
1) Evangelielezing van deze 19e gewone zondag door het jaar: Johannes 6: 41-51