Een beker water kan genoeg zijn

Preek op de 26e zondag jaar B 29 september 2024 Bunnik

Dierbare zusters en broeders, de leerlingen komen bij Jezus om hun beklag te doen. Ze zijn verontwaardigd omdat ze “iemand die – zo luidt hun klacht –  ons niet volgt, we in uw naam duivels hebben zien uitdrijven “. Ze hebben getracht het hem te beletten ”omdat hij geen volgeling van ons was” zeggen ze.
Even ter herinnering: Jezus is met zijn leerlingen al een hele reis op weg naar Jeruzalem. Daar wacht over niet al te veel tijd de ontknoping van het verhaal van Jezus als de Messias, de zoon van God. Dan breekt naar de verwachting van velen het rijk van God aan. De spanning tussen voor- en tegenstanders van Jezus neemt toe. Wie staat straks aan de goede kant van de geschiedenis? Is de hele onderneming een vergissing of maakt Jezus zijn beloften waar? De leerlingen die Jezus gevolgd zijn, hebben alles achter gelaten, bezit, familie, beroep. Zullen zij straks beloond worden? Bijvoorbeeld met belangrijke posities in het rijk van Jezus? Wie horen er dan wel bij en wie niet? Voor hen is dat duidelijk. Zijzelf. Zij zijn geroepen en uitverkoren. Daarom zijn ze verontwaardigd op het moment dat ze iemand boze geesten zien uitdrijven in naam van Jezus. Als Jan-en-alleman zoiets kan doen, wat komt er dan van hun  bijzondere positie terecht? Zij zijn toch door Jezus geroepen. Zij horen toch bij hem en al die anderen niet, al die anderen die er niet zoveel voor over gehad hebben als zij?
Ik herinner mij nog van de catechisatie die ik als puber met jaargenoten ontving. Een weerkerende vraag van de meeste jongelui was of andere mensen die weinig of nooit in de kerk kwamen later wel in de hemel kwamen. Want mijn leeftijdgenoten moesten al die saaie kerkdiensten elke zondag wel ondergaan en allerlei lolletjes mijden. Dat deden ze toch niet voor niets? Wat mij verbaasde was dat mijn vriendjes kennelijk naar de kerk gaan op zondag en je aan allerlei kerkelijke regels en gewoonten houden, beschouwden als offers die zij brachten.
Het antwoord en de raad die Jezus zijn apostelen geeft is even ontnuchterend als eenvoudig: “belet het hem niet want iemand die een wonder doet in mijn naam zal niet gauw ongunstig over mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons”. Wat zou de wereld er toch anders uitzien als we niet de mensen indelen in degenen die voor of tegen ons en onze overtuigingen zijn. Als we niet kijken naar de verschillen en die opblazen, in plaats van naar wat we gemeenschappelijk hebben en wat ons bindt. Wanneer we niet over elkaar maar met elkaar zouden praten. Ook en vooral binnen de kerk en tussen kerken. Vaak gaat het over verschillen die allang verleden tijd zijn. Of die zo subtiel dat een buitenstaander er echt niets van begrijpt.
Als wij zelf oprecht gelovige en goede mensen proberen te zijn, zullen we ervan uit mogen gaan dat we vele bondgenoten hebben. In het politieke klimaat van onze dagen moet iedereen steeds maar bewijzen dat hij of zij aan de goede kant staat. Daardoor verharden standpunten zich. De samenleving dreigt dan steeds meer haarscheuren en kloven te vertonen. Laten we eerst en vooral zien wat ons bindt en ons oordeel opschorten. Laten we de ander niet beletten of het recht ontzeggen op haar of zijn manier te doen wat goed en heilzaam omdat we tot een andere groep behoren. Altijd met in ons achterhoofd het woord van Jezus: “wie niet tegen ons is, is voor ons”. Dat is altijd de katholieke instelling geweest: zoveel mogelijk mensen bij elkaar houden en verenigen en durven leven met verschillen.
Jezus vervolgt: ”als iemand u een beker water te drinken geeft, omdat je van Christus bent, voorwaar ik zeg u, hij zal zijn loon zeker niet ontgaan”. Ja, wat stelt het eigenlijk voor: een beker water geven aan een volgeling van Jezus? Nou, als iemand bijna omkomt van dorst, is dat helemaal geen kleinigheid, maar een levensreddend gebaar. Zo’n gulle gever maakt door dat gebaar alleen al deel uit van het koninkrijk van God dat Jezus verkondigt. We hebben de mond vol over de vrijheid van meningsuiting als een fundamenteel recht. Terecht. Maar die gebruiken we vaak om tegenover elkaar te staan, met onbegrip en verwijdering tot gevolg. Als we eens begonnen met geïnteresseerd in de ander te zijn, de nood van de ander te zien, en een handreiking te doen zoals die spreekwoordelijke beker water geven of ontvangen. Zien we zelf de uitgestoken hand naar ons toe?
Door zijn woorden wil Jezus ons duidelijk maken dat onze houding en onze daden er toe doen. Zelfs kleine gebaren, ja juist kleine gebaren, een helpende hand, een luisterend oor een klopje op de schouder. Ze kunnen wonderen verrichten in het leven van een mens. Daarentegen, een nijdige opmerking, een gedachtenloze roddel, een respectloos gebaar kunnen gevolgen hebben voor de ander waar de persoon die ze doet, geen idee van heeft. Vandaar de raad van Jezus: “Maar als iemand van deze kleinen die geloven aanleiding tot zonde geeft, het zou beter als men hem een molensteen om de hals” deed. Het is uiteraard beeldspraak die Jezus hier gebruikt. Beeldspraak die we niet letterlijk moeten nemen, maar wel serieus. Het gaat ergens om. Hij wil hiermee benadrukken dat we de gevolgen van ons gedrag niet moeten onderschatten. Zowel heilzame kleine gebaren werken door in het leven van anderen, als ogenschijnlijk kleine, maar ongepaste woorden en handelingen. Wuif die niet achteloos weg. Jezus wil ons niet bang maken of somber en zwaarmoedig want we zijn immers  allemaal mensen met fouten gebreken zijn. Hij wil dat we zijn navolging serieus nemen. Dat we niet onverantwoordelijk spreken en handelen. Dan is het rijk van God niet ver van ons. Dan mogen we persoonlijk en als gemeenschap delen in Gods beloften. Met dit pleidooi voor openheid, zorgvuldigheid, barmhartigheid als we verlangen Jezus te volgen, kunnen we de komende week weer in. Laten we daar het verschil maken en werk maken de hoop en het verlangen die Jezus Christus in ons wekt als burgers van zijn komende rijk

Martin Los pr
1) Evangelielezing van de Eucharistie op de 26e zondag van het jaar B: Marcus 9:38-43,45,47-48

Onder één dak

Homilie op de 22 zondag B 1 september 2024 Houten

“Niets kan de mens bezoedelen wat van buiten komt” leert Jezus zijn leerlingen in het kader van zijn verkondiging van het rijk van God. 1) Want dat moeten we nooit vergeten: Jezus verkondigt geen algemene waarheden en wijsheden. Wat hij leert heeft altijd en alleen tot doel ons te verder in te leiden in het rijk van God en al zijn facetten. Zoals bijvoorbeeld in het Evangelie van deze zondag: niets van wat van buiten komt kan de mens bezoedelen, maar alleen wat van binnenuit komt. Dat bewustzijn leert ons integere goede mensen te zijn door over onszelf na te denken  in plaats van anderen te oordelen en veroordelen. Het gaat om de vraag: kunnen wij om zo te zeggen met God onder één dak verblijven. Het is de vraag die we kennen uit de bekende Psalm 24: Heer wie mag wonen in uw tent? Antwoord: die rein is van hart.
De woorden van Jezus willen ons met Gods genade sterkte en vertrouwen en uitzicht geven om vrije en moedige burgers te zijn van het koninkrijk van God dat komende is. en dat in het verborgene al in ons midden is.
In het Evangelie spreekt Jezus tot de Farizeeën en Schriftgeleerden, die Hem bekritiseren omdat Zijn leerlingen zich niet aan de rituele reinigingswetten houden.
Jezus wijst erop dat het niet de uiterlijke rituelen zijn die de mens onrein maken, maar de gedachten en intenties van het hart. Hij benadrukt dat wat van binnenuit komt, bepalend is hoe rein iemand is in Gods oog.
Jezus nodigt ons uit om ons te richten op de innerlijke gesteldheid van het hart in plaats van op uiterlijke schijn. De vraag is niet alleen wat we doen, maar vooral met welke intentie we het doen. Onze woorden en daden moeten voortkomen uit een oprecht en zuiver hart, dat gericht is op de liefde voor God en de naaste. Laten we dus nadenken over waar ons hart vol van is.
Mozes spreekt tot het volk Israël wanneer het zich opmaakt om het beloofde land binnen te trekken 2). Hij benadrukt het belang van het volgen van Gods wetten en voorschriften. Hij spoort hen aan om deze wetten nauwgezet te onderhouden, niet alleen om zelf rechtvaardig te leven, maar ook om anderen, aan de hele wereld, te tonen hoe wijs en verstandig zij zijn door Gods geboden te volgen: “als zij al deze voorschriften horen zullen ze zeggen: dat machtige volk is wijs en verstandig”
De wet van God is niet slechts een verzameling regels, maar een wegwijzer naar een leven in wijsheid en gerechtigheid. De benaming Wet als vertaling van het Hebreeuwse Torah geeft niet helemaal de juiste betekenis weer. “Richtingwijzer” of “kompas” is rijker en uitnodigender dan Wet.
Door Gods geboden te volgen, laten we zien dat wij Hem vertrouwen en dat we willen leven in overeenstemming met Zijn wil. De geboden van God zijn geen teken van gestold wantrouwen, zoals helaas veel menselijk regels en bepalingen. Ze zijn bewijs van groot vertrouwen in het volk dat naar hem luistert. De vraag is ook: hoe kunnen wij, in onze moderne samenleving, laten zien dat we trouw blijven aan deze goddelijke richtlijnen?
De apostel Jakobus herinnert ons eraan dat al het goede en volmaakte van God komt: elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven van de Vader der hemellichten. 3) Daarmee bedoelt Jakobus niet alleen materiele zegeningen, maar vooral waarden die het leven en samenleven tot een groot genoegen maken. Hij roept ons op om niet alleen hoorders van het Woord te zijn, maar vooral ook doeners. Ware godsdienst, volgens Jakobus, uit zich in zorg voor de behoeftigen en in het vrijwaren van onszelf van de wereldse verontreiniging.
Het geloof dat we verkondigen moet omgezet worden in daden. Anders is ze weinig anders dan een lege huls. Het is niet genoeg om alleen het Woord van God te horen; we moeten het ook in praktijk brengen.
Jakobus daagt ons uit om ons geloof zichtbaar te maken in onze zorg voor de kwetsbaren en door een leven te leiden dat niet wordt beinvloed door egoisme en materialisme . Hoe kunnen wij ons geloof concreet maken in onze acties en keuzes. Waar het op aankomt in de  lezingen van deze zondag is een oproep tot echtheid en oprechtheid in ons geloof en in ons leven. Zijn we integere mensen, uit één stuk, zonder verborgen agenda’s. Niet de uiterlijke schijn, maar de innerlijke gesteldheid van ons hart is wat telt voor God. Laten we ons inspannen om niet alleen het Woord van God te horen, maar het ook in ons dagelijks leven toe te passen, met een hart dat gericht is op liefde en gerechtigheid, kortom op het rijk van God waar het allemaal om begonnen is, en waarin God en mens onder één dak wonen

Martin Los, pr

Schriftlezingen in de Mis van de 22e zondag door het jaar B
1) Marcus: 7:1-23
2) 1e lezing: Deuteronomium 4:1-2, 6-8
3) 2e lezing: Jakobus 1:17-18,21b-22.27
Afbeelding: wijwatervat in een r.k. kerk bij het binnentreden of verlaten van de kerk