Grenzenloze vergeving

Homilie op de 24e zondag door het jaar op 17 september 2023 in de H. Dominicuskerk in Tiel 
 
Dierbare zusters en broeders, de opdracht om aan de ander vergeving te schenken voor wat deze ons misdaan heeft, neemt in de Evangelies een belangrijke plaats is, misschien wel de belangrijkste. De evangelist Mattheus legt heel veel nadruk op elkaar vergeven door de gelijkenis van de koning die zijn knecht al diens enorme schulden vergeeft, terwijl deze even later zijn medeknecht die hem een gering bedrag schuldig is, in de gevangenis laat werpen tot hij zijn schuld betaalt heeft 1).  
De vergeving is niet gewoon één van de vele uitdagingen waarvoor het Evangelie ons stelt. Eigenlijk staat bij de opdracht om te vergeven ons geloof en de geloofwaardigheid van ons christenzijn op het spel. Niet voor niets komt het Onze Vader en de bede “vergeef ons onze schulden zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven” zowel bij Mattheus als bij Markus als bij Lukas voor.  
Jezus legt een direct verband tussen onze eigen behoefte aan vergeving voor wat wij ten aanzien van God misdaan hebben, en onze vergeving aan anderen. In al deze gevallen, zoals in het Onze Vader, maar ook in de gelijkenis die we vandaag overdenken, spreekt Jezus over God als ‘onze Vader’. Het gaat om God zoals we Hem door Jezus als Vader mogen kennen. Niet een abstracte onverbiddelijke instantie, maar als Vader in de hemel. Als we werkelijk door Jezus God aanzien en aanspreken als onze Vader, en om vergeving vragen, dan kunnen we er niet om heen ook zelf onze naaste te vergeven en ons met de ander te verzoenen. “Zo zal ook mij hemelse Vader met ieder van u handelen die niet zijn broeder van harte vergeeft”. Zo eindigt Jezus de gelijkenis. 
Misschien moeten we wel enige nuances aanbrengen. In de gelijkenis smeekt de knecht zijn medeknecht om kwijtschelding van zijn schuld. Hij vráágt dus zelf om vergeving. Je moet wel heel onbarmhartig zijn als een ander jou oprecht vraagt om vergeving en je grijpt die kans niet aan om de ander uit de grond van je hart te vergeven en te omhelzen.  
Ik denk dat wij meer moeite hebben met vergeving schenken aan iemand die daar zelf niet om vraagt en die misschien niet eens beseft dat hij ons pijn heeft gedaan. Maar ook dan kunnen we contact zoeken en het gesprek aangaan. Misschien is die ander blij met dat initiatief en zegt hij dat het hem oprecht spijt. Maar ook als we niet met de ander kunnen spreken omdat die uit ons leven verdwenen is of zelfs gestorven, kunnen we innerlijk het gesprek met die ander aangaan en vergeving schenken.  Eigenlijk is dat dan een gesprek van mijzelf met mijzelf. Ik stel mij de ander die mij pijn heeft gedaan, in de geest voor ogen en schenk de ander vergeving. Dus vergeving schenken is zeer wel mogelijk als contact met de ander niet meer mogelijk is.
Een moeilijk punt met betrekking tot vergeving, is vaak dat dit voor ons aanvoelt alsof we daarmee bagatelliseren wat de ander ons aangedaan heeft. Dat we onszelf grotelijks tekort moeten doen. Dat we dan naar onszelf niet oprecht zijn. Een vorm van vrome huichelarij. En dat weerhoudt ons dan om ons te verzoenen. Maar vergeving betekent helemaal niet achteraf min of meer gladstrijken van onrecht dat de ander ons heeft aangedaan. Het bekent het loslaten. Niet het laatste woord geven.
Ook vinden we soms dat vergeving eigenlijk feitelijk onmogelijk is en dat we daarom niet kunnen vergeven. Ik bedoel: vergeving betreft altijd iets dat in het verleden gebeurd is. Het verleden kunnen wij als mensen met geen mogelijkheid veranderen. De wetten van natuur en geschiedenis heersen over tijd en ruimte. Voor ons, mensen, is alles een zaak van oorzaak en gevolg. We kunnen niks terugdraaien, zo lijkt het. Toen Jezus tegen een verlamde man zei: sta op en wandel. Uw zonden zijn u vergeven, reageerden de Schriftgeleerden verontwaardigd. Zonden vergeven? Dat kan God  alleen. Die kan alleen het verleden ongedaan maken, net zoals hij alleen de toekomst kan bepalen. Inderdaad als wij de ander vergeving schenken, dan grijpen we eigenlijk in in het verleden. We ontzenuwen de aanklacht die we hebben. Zand erover. Dat kan  God alleen. Inderdaad. En daar doen wij  dankbaar een beroep op als zijn kinderen. Maar die gave en genade schenkt Hij ook zijn kinderen zelf. Dat we niet alleen vergeving ontvangen, maar ook zelf kunnen vergeven als zijn kinderen. Door de ander te vergeven kunnen we dus wel degelijk ingrijpen in het verleden en de gevolgen daarvan definitief wijzingen. Daarom is verzoening een soort nieuwe schepping, een nieuwe geboorte. In dit licht zijn ook politieke excuses zoals in verband met slavernij en kolonialisme en racisme heel belangrijk. Ze maken dat door heling en genezing wij, mensen, een nieuwe weg in kunnen slaan. 
Het valt ons op dat het Petrus is, de voorman van de apostelen die aan Jezus de vraag stelt: “Hoe vaak moet ik mijn broeders vergeven als hij tegen mij iets misdoet, zeven maal?” Petrus stelt deze vraag niet om persoonlijk uit te blinken en te laten zien hoe ver hij al gevorderd is als leerling van Christus. Hij spreekt hier námens al de leerlingen. Het gaat bij vergeving en verzoening niet om een persoonlijke aangelegenheid alleen. Het is een zaak van de hele gemeenschap. De kwaliteit van de hele geloofsgemeenschap is ermee gemoeid. Vergeving werkt aanstekelijk. Ze maakt de hele gemeenschap gezond. Verzoening geeft ook een voortreffelijk voorbeeld aan de jongere generatie waar het in het christelijk geloof omdraait. Vergeving en verzoening zijn een cultuur die alles doortrekt en verbindt. Maar Jezus maakt duidelijk dat er geen grenzen aan de vergeving zijn, niet in de tijd en niet in de hoeveelheid: ‘niet zeven maal maar zeventig maal zevenmaal”. We weten allemaal dat dit niet eenvoudig is. Daarom moeten we Jezus vragen ons te hulp te komen en ons te verzoenen met dit kruis. Want onze Heer zegt:  wat onmogelijk is bij mensen, is mogelijk bij God. Laten we dan de koe bij de horens pakken. Amen 
 
Martin Los, pr 
1) Evangelielezing in de eucharistie bij gelegenheid van de 23e zondag door het kerkelijke jaar: Mattheus 18:21-35

De kwaliteit van de gemeenschap

Zondag 23 A 10 september 2023 r.k. kerk van Cothen

De Evangelielezing van deze zondag gaat over de kwaliteit van de geloofsgemeenschap. Over de omgang van de gelovigen met elkaar als mensen die niet volmaakt zijn. We kunnen als gedoopten verkeerde beslissingen nemen, beslissingen en daden die niet alleen schade toe brengen aan onszelf, maar ook aan de gemeenschap. Hoe kan de geloofsgemeenschap de schade herstellen? Hoe kunnen we persoonlijk bijdragen aan de genezing van de gemeenschap?
Voor de hand ligt dat we denken aan het sacrament van verzoening. Wanneer er in ons persoonlijk leven iets is gebeurd dat ons dwars zit kunnen we naar de priester gaan en aan God belijden wat zich als een stoorzender tussen God en onszelf genesteld heeft. We kunnen dan om vergeving vragen in het vaste vertrouwen dat we die ook zeker zullen ontvangen. Ons eigen geloof wordt daardoor versterkt. En het kindschap van God in ons, dat we door de doop hebben ontvangen, wordt daardoor volledig vernieuwd. Het sacrament van boete en verzoening draagt dus direct bij tot heling en versterking van de hele geloofsgemeenschap.
Maar er is niet alleen sprake van nalatigheden en tekortkomingen van onszelf maar ook van leden van de geloofsgemeenschap waartoe we behoren. Hoe kunnen we die gemeenschap gezond houden en bijdrage aan de genezing van die gemeenschap? Hoe kunnen we bijdragen aan de kwaliteit van de geloofsgemeenschap als het gaat om het schadelijke gedrag van anderen?
Daarover gaat het Evangelie van deze zondag: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen, terecht”. Deze evangelische opdracht laat de evangelist Mattheus onmiddellijk volgen op de gelijkenis van de Goede Herder die het ene schaap dat van de kudde van honderd schapen is afgedwaald, gaat zoeken Hij laat de negenennegentig schapen achter om het ene schaap te zoeken.
In dat licht moeten we ook de aansporing van Jezus zien om iemand die gezondigd heeft, niet aan zijn lot over te laten maar weer bij de geloofsgemeenschap te betrekken. Het gaat hier niet over private zonden, die alleen de persoon zelf betreffen, maar het gaat in onze evangelielezing om openbare misdragingen die schade toebrengen aan de gemeenschap vanwege de publieke ergernis
Als we zien dat iemand een verkeerde weg is ingeslagen, moeten die ander niet aan zijn lot overlaten, maar op een liefdevolle en zorgzame manier aanspreken.
Niet om die ander af te wijzen, maar laten blijken dat hij of zij ons ter harte gaat. Vaak is het zo dat als we zien dat iemand een verkeerde weg inslaat dan een andere kant opkijken of dat we dan met anderen daar over spreken. Maar Paus Franciscus noemt roddelen een van de schadelijkste zaken in de kerk. Wanneer we in een zorgzame gemeenschap iets aan te merken hebben op een ander, dan geldt altijd het principe van “onder vier ogen”. Dan ziet men elkaar in het gelaat. Dat helpt om de andere beter te begrijpen. En beter begrijpen baant de weg naar vergeving. En de andere begrijpt ook beter wat er fout aan zijn gedrag was, zodat hij zich schaamt en spijt heeft en een nieuw leven begint.
Maar als we de Goede Herder navolgen die het verlorene zoekt – en dat is de bedoeling van deze aanbevelingen om de kwaliteit van de geloofsgemeenschap te verbeteren – dan zullen we de andere niet laten vallen, wanneer hij of zij zich niet meteen laat terugfluiten. Men kan een twee of drietal wijze mensen bij het gesprek betrekken die misschien beter in staat zijn om de zaak een goede wending te geven. Uit eindelijk kan men dan nog steeds onder geheimhouding de zaak voor leggen aan de kerk. Dat is iets anders dan aan de grote klok hangen natuurlijk, maar om alle liefde, wijsheid en ervaring te mobiliseren. Want wie weet heb je zelf niet de goede toon gevonden.
Als dat niets oplevert, dan moet men de zaak loslaten. Men heeft zijn best gedaan. Het moet geen obsessie worden. De ánder heeft zich zelf buiten de gemeenschap geplaatst. Zij schrijft hem niet af, maar trekt zich terug om de ander tot inkeer te bewegen. Wie weet neemt het verlangen om weer bij de gemeenschap te behoren gaandeweg toe. En we moeten zeker niet de kracht en de waarde van het gebed bij dit alles vergeten.
“Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen zullen zij het verkrijgen” zegt Jezus. Het gaat dan niet om welk willekeurig gebed dan ook. Nee, het gaat om het herstel van de gemeenschap. Als gelovigen moeten we altijd voor ogen houden dat de levende Heer in ons midden is als we de Schriften openen en in zijn naam bidden. “Want waar twee of drie verenigd zijn in mijn Naam daar ben ik in hun midden”. Uiteindelijk kan niemand iemand buitensluiten, zelfs de kerk niet. God heeft het laatste woord en ons eigen geweten dat de ander niet afschrijft, maar voor de ander blijft bidden. Het gaat erom dat de liefde uiteindelijk overwint.

Martin Los pr