Licht voor onze ogen

Preek op de 5e zondag van de Vastentijd 22 maart 2020 in besloten Mis Mariakerk

Het evangelieverhaal van de blinde die Jezus genas, horen we elke drie jaar op weg naar Pasen 1). Elke keer dat dit verhaal klinkt, horen we het in de context van onze eigen ervaring. Ditmaal is het verhaal van de blinde ons op het lijf geschreven. Zijn we zelf niet blind?
We beleven een crisis, persoonlijk en als samenleving, die we niet eerder in ons leven hebben meegemaakt. Daarom tasten we als het ware in den blinde. Wat kunnen we doen? Wat moeten we doen? Soms lijkt het een bizarre droom, dan weer zorgwekkende werkelijkheid. Onze oren zijn gespitst op wat deskundigen en overheidspersonen ons laten weten. We horen een daadkrachtige premier, en een oprecht bezorgde koning. Dat doet ons goed. Maar wij en ook zij kunnen niet verder kijken, dan onze kennis van het moment en onze zorg en angst en verdriet. Niemand zag dit een paar maanden geleden nog aankomen.

In het verhaal horen dat Jezus voorbijkomt, vergezeld van zijn leerlingen, De omstanders horen de menigte debatteren over wat iemand blind maakt. Iets moet toch een oorzaak hebben. Ze spreken over zonde en schuld, karma misschien. Dan zegt die man die voorbijkomt: “zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht der wereld”.
Wat moet je je daarbij voorstellen, bij ‘licht’ als je vanaf je geboorte blind bent?  Wat moeten wij ons voorstellen bij “zien” als we het gevoel hebben dat we ronddolen als blinden? Want wat we meenden te zien, was geen zien. Het is op zijn minst beperkt en altijd onvolkomen 1). Hadden we anders deze crisis niet hebben zien aankomen en hebben kunnen voorkomen. Zoals zoveel andere dingen als oorlogen, honger en armoede, ziekte en dood.
Dan maakt Jezus – zonder dat de blinde het kan zien –slijk van het stof van de aarde en speeksel uit zijn eigen mond, slijk dat hij op de ogen van de blinde smeert. Op zijn ogen, op onze ogen, mijn ogen. Zoals God ooit de mens uit klei van de aarde boetseerde en zijn adem inblies: “Ga je wassen in het badwater bij de tempel”. We moeten kennelijk opnieuw geboren worden. Uit het water komen, onze ogen uitwrijven. En zien.
De man zíet. Maar eerst nog zoals iedereen de wereld ziet. Allemaal mensen, met meningen, over God, over zonde en schuld, oorzaak en gevolg. Zijn zij niet de blinden? Leven zij niet met de rug naar het licht toe? Ziende blind?

De man verlangt alleen nog maar die vreemde man te zien die zei “ik ben het Licht der wereld”. Wat heeft het voor zin te zien als je het échte licht niet ziet. Het licht dat de hele wereld verlicht. We zien pas echt als onze ogen geopend worden en we de wereld en ons leven zien in het licht van Christus. Dat we deze wereld zien als voorwerp van Gods liefde. Ja, er zijn zorgen, er is verdriet. Er is angst en onzekerheid. Maar dat betekent niet dat de wereld aan haar lot is overgeleverd. De aarde en het leven zijn in wezen goed. Ondank alles de moeite waard om te leven, en zo te dragen voor elkaar. Het is Gods schepping. Laten we daarom niet als blinden tasten, maar leven vanuit de hoop die Christus is en die ons innerlijk verlicht. Dan zullen we kansen genoeg zien om elkaar bij te staan. Om niet door de vragen en onzekerheid verlamd te worden of cynisch of alleen op onszelf gericht.
In Christus zien we het gelaat van God. We mogen zijn kinderen zijn, kinderen van het licht. Zo mogen we in deze kwade tijd ons oog gericht houden op wat goed is, op wat gerechtigheid, en op waarheid 2). Ze zijn alle drie de hoogste waarden die oplichten door het geloof in God als alles duister is. Het ware licht dat in de wereld gekomen is, is Christus. Moge Hij onze ogen openen alsof we opnieuw geboren zijn. Laten we ook in deze donkere moeilijke tijd leven als mensen die wandelen in het onvergankelijk licht. Zien wat we kunnen doen, ieder op onze eigen plaats in deze donkere dagen.
Eeuwenoude woorden uit de Psalmen herleven: ‘De Heer is mijn licht en mijn heil. Wie zou ik dan vrezen?’ Amen

Martin Los, pastoor
Schriftlezingen op deze 5e zondag in de 40-dagen volgens het r.k. leesrooster voor zon- en feestdagen
1) Evangelie Johannes 9:1-41
2) 1e lezing: Efeziërs 5:8-14

Afbeelding: Healing Blind Man, by Brian Jekel

Geloof vraagt om onderhoud

Preek op het Hoogfeest van de Openbaring des Heren (Driekoningen) 2018 Mariakerk en Willibrordkerk 6/7 januari

“Waar is de pasgeboren Koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen”  1) met die vraag overvallen de Drie Wijzen de bewoners van Jeruzalem die nog van niets weten.
Dachten de inwoners van de hoofdstad onmiddellijk aan de woorden van de profeet Jesaja 2): Volken komen af op uw licht….Sla uw ogen op en zie om u heen. Van overal stromen ze op u toe”? Gezien hun reacties niet. Ze leken ziende blind.
Een profeet als Jesaja is niet iemand die komt laten zien wat iedereen al weet. Hij komt juist verkondigen wat níemand nog ziet. Wij kunnen niet in de toekomst kijken. God is al aan het werk voordat wij het zien.
Lieve zusters en broeders, aan het begin van dit nieuwe jaar denken we natuurlijk ook na over onze eigen toekomst. Ook de toekomst van ons geloof en over de kerk. Wanneer we ons louter baseren op wat we zien en weten hebben we weinig reden tot grote verwachtingen.
Geloof en kerk hebben de toekomst. Want de toekomst is aan God. Laten we met die blik dit nieuwe jaar beginnen, dan zullen we nooit onverschillig worden of moedeloos.
Laten we ons aansluiten bij de Drie Wijzen en samen met hen neerknielen voor het mysterie dat God mens geworden is in ons midden. “Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën vallend betuigden zij het hun hulde”. De kerststallen bij ons thuis die overal dit weekend nog staan, laten ons delen in dat mysterie.
Voor ons geloof in Christus heeft ons leven een diepe, duurzame, betekenis gekregen. Ons levensverhaal is verbonden met het leven en de verrijzenis van Jezus. Ons leven heeft zin want het is opgenomen in het verhaal van God met de mensen.
Dat geloof is een groot geschenk maar het is ook een opgave die dagelijkse zorg en inspanning met zich mee brengt.
Wanneer we ons geloof niet persoonlijk onderhouden door gebed, respect voor God, liefde tot Jezus, daden van barmhartigheid kunnen we vervreemden van dat prachtige geloof.
We staan er gelukkig niet alleen voor als gelovigen. De kerk en onze medegelovigen staan om ons heen om ons te helpen ons geloof te onderhouden. Door de gemeenschappelijke vieringen in de kerk. Door de vieringen van de sacramenten. Van de wieg tot het graf om zo te zeggen. Door de onderlinge betrokkenheid. Door het vertrouwen dat we samen dezelfde waarden erkennen en in praktijk brengen.
Oók die geloofsgemeenschap van de kerk vraagt natuurlijk op haar beurt om onderhoud. Allereerst doordat we ieder persoonlijk ons eigen geloof onderhouden in het dagelijks leven. Maar bovendien kan de geloofsgemeenschap niet zonder dat ieder zijn steentje bijdraagt. Een kerk kan niet zonder vrijwilligers. Van kosters tot bezorgers van het parochieblad, van misdienaars tot helpers bij de groenvoorziening. Van ziekenbezoekers tot onderhouders van de parochiële website.
Natuurlijk kan de geloofsgemeenschap ook niet bestaan zonder financiële bijdragen voor het onderhouden van de gebouwen, voor de ondersteuning van de werkers in het pastoraat, en allerlei kosten die een organisatie met zich meebrengt. Dat vraagt een grote inspanning van ons allemaal.
Maar de kerk is niet alléén mensenwerk. Dat moeten we altijd voor ogen houden. Het is ook het werk van God. Hebben we daar voldoende oog voor, is de vraag. Wanneer wij aan de zwakheid van ons eigen geloof denken, als we kijken naar de marginale positie van de kerk in de samenleving, als we ons oor neigen naar alle sombere voorspellingen over de toekomst van het christelijk geloof, dan dreigen we moedeloos te worden. We raken nauwelijks nog ergens waar of koud van. Onverschilligheid is de dood in de pot.
We mogen nooit uit het oog verliezen dat de kerk van God is. Het is zijn belofte dat Hij onder ons wil wonen, als Emmanuel, God-met-ons. De kerk is het lichaam van Christus. Zij is zijn bruid. De levende Heer is één met haar. Dat is het grote geheim van de Kerk. Het Licht dat ze naar alle kanten mag uitstralen. Dat is het mysterie van het geloof dat we in elke eucharistie vieren. Daarom moeten we ons niet blindstaren op wat wij zien, onze eigen gebreken en zwakheden als gelovigen en als organisatie. Het gaat er juist om dat we oog hebben voor wat we niet zien. Dat is wat God doet en wat de liefde van Christus doet.
Het licht van Christus kan nooit ondergaan. Maar zoals de nacht niet betekent dat het zonlicht niet meer schijnt, zo betekenen moeilijke tijden voor de kerk niet dat het licht van Christus niet meer schijnt. Dat vertelt het verhaal van de Wijzen die een ster zagen en op weg gingen. Dat geldt vandaag nog evenzeer. Aan ons de taak om als het ware op de uitkijk te staan. Door een levend geloof. Door betrokkenheid bij de gemeenschap. Door aandacht voor de noden om ons heen. Door de tekenen van de Heer in ons midden te koesteren.
Het nieuwe jaar 2018 geeft ons daar alle kansen toe. Een gezegend nieuwjaar toegewenst. Amen

Pastoor Martin Los
1) Evangelielezing van het Feest: Mattheus 2:1-12
2) 1e lezing op dit Feest: Jesaja 60:1-6
Foto Willibrordkerk 7 januari 2018 de kinderen ontvangen de Driekoningenzegen die ze als Caspar, Melchior en Balthasar aan de aanwezigen mogen uitreiken om ze thuis een plek te geven