Geroepen om te luisteren

Preek op de 2e zondag door het jaar 14 januari 2024 Houten

Het nieuwe jaar is nog vers. De dagen worden weer langer. De blik is vooruit gericht. Ook in de kerk. We vragen ons af wat voor mogelijkheden het nieuwe jaar ons biedt om het Evangelie handen en voeten te geven in ons leven en in onze geloofsgemeenschap. Want daartoe zijn we allemaal geroepen. Het is dan ook niet zo vreemd dat het kerkelijk jaar en de liturgie ons helpen daarover na te denken en ons geheugen op te frissen. Want nu de Kersttijd achter de rug is, gaan we op weg met Jezus die als leraar optrad en leerlingen riep om hem te volgen en met hem op te trekken. De leer van Jezus, de verkondiging van het rijk van God, was en is geen abstracte theorie die je ook uit een boekje zou kunnen leren. Het Evangelie is niet los verkrijgbaar. Het is altijd verbonden met de persoon van Jezus zelf. Hij wilde dat zijn leven zelf een voorbeeld van zijn leer was. “Kom en zie” zei hij tegen de leerlingen van Johannes de Doper die achter Jezus waren aangegaan toen Johannes hem voor hen aangewezen had met de woorden: “Zie het lam Gods” 1)
Wat we dus zien is dat de blijde boodschap begint met de roeping van de leerlingen. Jezus doet hen zijn leer en leven voor op zo’n manier dat zij hem kunnen navolgen als zij hem later vertegenwoordigen in de wereld. Dat de mensen overal in degenen die Jezus zendt, hem mogen herkennen. Ook in onze tijd. Ook door ons als gelovigen en geloofsgemeenschap. Want geloven doe je nooit in je eentje, maar altijd verbonden met anderen.
Ons grootste verlangen is niet alleen dat we Jezus volgen en dat we daar blij en gelukkig van worden, maar dat die vonk ook over springt op anderen.
Andreas was één van de leerlingen die het gezegde van Johannes gehoord hadden en Jezus achterna waren gegaan. Toen hij zijn broer Petrus tegenkwam zei hij: we hebben de Messias gevonden. En hij bracht hem bij Jezus. Als leerlingen van Jezus zullen we altijd de behoefte hebben om anderen met Jezus en zijn boodschap in aanraking te brengen. Niet opdringerig of onder dwang, en zeker niet met de voet tussen de deur. Maar wel met blijdschap en liefde. En niet met overdreven woorden. Maar met behulpzaamheid. En met een open geest en een  vriendelijke houding. Zo denken we in dit nieuwe jaar weer aan onze eigen roeping als mens en christen. Hoe was het ook wel weer? En waarom gaat ons hart sneller kloppen bij de gedachte dat wat ons lief is, niet bij ons en onze generatie ophoudt, maar dat we dat mogen overdragen aan anderen?
Bij het woord roeping denken we in de kerk vooral aan roeping tot de gewijde ambten, priesterschap, diakenschap en het religieuze leven. De nadruk is daarop komen te liggen door de snelle terugloop van het aantal priesters en religieuzen in de afgelopen tientallen jaren. Er werd een speciale Roepingenzondag in gesteld in de maand mei om het gebed en ondersteuning van de hele geloofsgemeenschap te vragen. Het besef groeide dat voor het ontkiemen van roepingen een klimaat in de families en gemeenten nodig was waarin roepingen konden ontstaan en gedijen. Intussen hebben veel parochies zelf moeite het hoofd boven water te houden. Het is vooral heel moeilijk om de jongere generatie te bereiken.
We bevinden ons in een soort rouwproces. Om de pijn daarvan niet teveel te voelen hullen we ons vaak in onverschilligheid.
Maar oorspronkelijk dacht men bij ‘kerk’ (afgeleid van kyriaké oikia) vanaf de eerste christenen niet in de eerste plaats aan ambtelijke vacatures, maar aan alle aanwezige gelovigen samen. Het woordje ‘kerk betekent Huis van de Heer. Maar in het Grieks en Latijn sprak men over ekklesia (Fr. Eglise) , dat zijn de samen-geroepenen. Allen die in de wereld geroepen zijn om naar het woord van God te luisteren en samen de eucharistie te vieren en als burgers van het rijk van God samen te leven. Roepingen zijn dus niet beperkt tot een groep uitverkoren ambtsdragers en religieuzen. Allen zijn we geroepen, ieder op zijn of haar eigen, wijze en in de eigen situatie om christen te leven. Daar moet het gebeuren. Daar waar Jezus ons voorgaat en ons laat zien waar hij zich ophoudt. In het gewone leven. En we hoeven niet ver te zoeken. Want “waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden” zegt Jezus. Uiteraard geldt dit in de eerste plaats van de Eucharistie.
Hoe we verder moeten met kerk en geloof, weten we niet. Dat hoeft ook niet. Als we het licht maar brandend houden zoals in het eeuwenoude verhaal van Samuel 2). De oude priester Eli was aan het eind van zijn krachten. Zijn ogen waren verzwakt. Zijn zonen trokken zich nergens wat van aan. Alleen “de lamp van God was nog niet gedoofd”. Het was de taak van de jonge Samuel die door zijn moeder Hanna aan de dienst van de Heer was gewijd, om ervoor te zorgen dat de Gods lamp dag en nacht brandde en nooit uitging.  In onze kerken hangt ook overal een Gods lamp en de gelovigen mogen erop vertrouwen dat de kosters ervoor zorgen dat er steeds voldoende olie in de lamp is zodat de lamp niet in de nacht uitgaat.
Het was Samuels taak om de zorgen dat de lamp altijd brandde. Daarom sliep hij in de buurt, bij de ark van het verbond. Hij deed wat hem geleerd was. Maar toen zijn naam geroepen werd, dacht hij eerst nog dat het de oude priester Elia was. Pas bij de derde keer nadat de oude priester hem had ingegeven te zeggen: “Spreek Heer, uw dienaar luister” toen
begreep hij dat de Heer zelf hem riep. Dat is het moment waarop wij ons persoonlijk bewust zijn van onze roeping. Dat we dingen niet meer uit gewoonte doen, maar beseffen dat het van ons afhangt.  Dat we ons geroepen weten. Dat we de vreugde en de verwondering en de trots daarvan ervaren. En dat we niet twijfelen  dat we zelf door Jezus in dienst genomen zijn. Dat we allen persoonlijk en samen het licht brandende houden. Dat we ook durven zeggen: “Spreek, Heer, uw dienaar/dienares luistert”. En dan luisteren naar wat de Heilige Geest in de stilte tot ons spreekt. Amen

Martin Los, pr

Schriftlezingen tijdens de eucharistie op deze 2e zondag van het kerkelijke jaar:
1) Evangelie: Johannes 1:35-42
2) Eerste lezing: I Samuel 3::3b-10.19




afscheid en weerzien

Preek op de zesde zondag van Pasen op zaterdag 20 mei 2017 Willibrordkerk

Lieve zusters en broeders, toen Jezus met zijn leerlingen voor het laatst bijeen was, legde hij hen uit dat hij afscheid van hen zou moeten nemen. Dat is één van de moeilijkste zaken voor iemand die weet dat hij binnenkort zal sterven. Deze week nog sprak ik iemand die ernstig ziek is. “Dat ik binnenkort doodga, vind ik niet zo erg. Iedereen gaat vroeg of laat. Maar dat ik degenen die mij lief zijn daarmee zoveel verdriet bezorg. Dat vind ik het moeilijkst“.
Jezus wilde de pijn verzachten die zijn leerlingen te wachten stond. Ze konden nog helemaal niet bevatten dat hij zou sterven, laat staan wat er daarna zou gebeuren. Hij sprak in beelden omdat ze het nu nog niet konden begrijpen. Ze zouden pas begrijpen als het zo ver was. Juist door de woorden die hij tijdens zijn leven voor het afscheid tot hen gesproken had. Ze zouden een nieuwe wereld binnen treden.
Hij belooft hen dat ze niet met een lege plaats in hun midden achter zullen blijven. God, de Vader zal hen een andere Helper zenden die voor altijd bij hen zal blijven: ‘de Geest van de waarheid’*). Het enige wat ze daar zelf voor moeten doen, is Jezus liefhebben en zijn gebod om elkaar lief te hebben in praktijk te brengen. De liefde tot hun Heer en respect voor wat hij hen heeft opgedragen zal hen ontvankelijk maken voor de Heilige Geest. Die zal hen de ogen ervoor openen dat Jezus straks op een nieuwe wijze bij hen zal zijn: “Ik zal jullie niet als wezen achterlaten. Ik keer tot jullie terug. Nog een korte tijd en de wereld ziet mij niet meer, maar jullie zullen mij wel zien, want ik leef”*).
De wereld kent Jezus niet, heeft hem niet lief en heeft geen boodschap aan hem. Als Jezus straks sterft aan het kruis is dat voor de buitenstaanders einde verhaal. Zoals wij een berichtje in de krant lezen over iemand die is omgekomen. Maar als je iemand verliest van wie je houdt, dan keer je na diens dood niet terug tot de orde van de dag. Die persoon blijft je bezig houden. Het lijkt alsof hij of zij op een nieuwe manier je tegemoet komt door de levendige herinneringen.
Je laat die ander niet achter in het verleden, maar op een bepaalde manier, in een andere dimensie, leeft die ander voor jou door de liefde die je voor die ander hebt en waarvan je weet dat die ander die liefde voor jou koestert.
Dat is in de relatie van de Heer tot zijn vrienden, de apostelen, ook zo. Ook na zijn dood zal hij bij hen blijven doordat hij leeft in hun harten. Door de liefde waarmee ze hem beminnen en door het levende beeld dat ze van hem hebben.
Maar Jezus belooft hen dat hij niet alleen bij hen zal zijn door het levende beeld dat ze in hun liefde voor hem bewaren. Hij zal zélf bij hen zijn als de levende Heer.
Dat is vooraf helemaal moeilijk om uit te leggen. Alleen maar in beelden die ze pas als het zover is verstaan.
Het lijkt op wat in een normaal rouwproces gebeurt wat Jezus zijn leerlingen duidelijk maakt. En inderdaad lijkt wat Jezus vertelt op wat we allemaal in onze eigen rouw om een geliefde ervaren. Die geliefde persoon die de centrale plaats in ons hart heeft, ervaren we na diens dood op een nieuwe manier bij ons. Het is de liefde die mensen blijft verbinden met elkaar, ook na de dood.
Maar Jezus stérft niet alleen werkelijk. Hij is ook degene die de dood overwint. Daarom verschijnt hij aan zijn vrienden, de apostelen, niet alleen als een geliefde persoon, maar als de levende Heer. Daarvan getuigt ook het lege graf op Paasmorgen en de verschijningen.
Ómdat hij de levende Heer is mogen ze ook anderen met hem in aanraking brengen als de levende Heer. Normaal gaat de herinnering aan iemand die gestorven is, verloren als degenen die hem kenden ook zelf sterven. Soms meteen. Soms na een paar generaties. Sommigen beroemde personen blijven bestaan in verhalen. Er is geen persoonlijke relatie meer tot hen.
Maar Jezus is de levende Heer zelf. Daarom mogen degenen die hem liefhebben hem doorgeven aan anderen aan wie ze de blijde boodschap brengen en aan nieuwe generaties. Wij mogen de tegenwoordigheid van de Heer op dezelfde manier ervaren als de apostelen na Pasen.
Als we het geloof doorgeven, geeft Jezus Christus zichzelf door door ons. Door de liefde die we voor hem koesteren, de liefde die ons als gelovigen ook met elkaar verbindt. Daarom zegt de apostel Paulus zoals we hoorden: “heiligt in uw hart Christus als de Heer. Weest altijd bereid tot verantwoording van de hoop die in u leeft ” **). Die hoop die in ons leeft is Christus zelf. De kerk is vervuld van die hoop. Het houdt haar jong. Het maakt haar nieuw. Die hoop verbindt ons met elkaar. Ze is aanwezig in het hart van ieder van ons die gelooft of die verlangt te geloven. Dat is de Geest van de waarheid die ons geschonken wordt als we Jezus werkelijk liefhebben en zijn liefde naar elkaar toe in de praktijk brengen. Het verlangen daarnaar alleen al.
Dat is de Heilige Geest ***) waarvan we binnenkort met Pinksteren vieren dat hij over de kerk is uitgestort, over de hoofden van alle gelovigen. Die Geest is vandaag nog even sterk en levend als toen. Amen

Pastoor Martin Los
*) Evangelielezing: Johannes 14:15-21 **) 2e lezing: ! Petrus 3:15-18 ***) 1e lezing Handelingen der apostelen *:5-8,14-17

Dit zijn de voorgeschreven Schriftlezingen voor deze zondag in het universele lezingenrooster van de r.k. kerk