Tot zegen gezegend zijn

Preek op het feest van Maria, de moeder Gods, 1 januari 2010 en op de vooravond 31 december 2019 in Willibrordkerk en Mariakerk

“het kind ontving de naam jezus zoals het door de engel was genoemd voordat het ontvangen werd in de moederschoot” 3).
Lieve zusters en broeders, het feest van Jezus geboorte duurt niet één dag, maar een hele week. Dat heeft natuurlijk een bijzondere betekenis. De week staat voor de zeven dagen van de schepping. Door de geboorte van de Heer op aarde is de hele schepping en de geschiedenis veranderd en in een nieuw licht geplaats. Alle dagen zijn dus anders geworden. Op de achtste dag begint een nieuwe week, de eerste dag opnieuw maar nu als eerste van een nieuw jaar, een nieuw jaar des Heren. Op deze dag ontving het kind bij zijn besnijdenis de naam Jezus. We gaan dus een nieuw jaar in met de naam die we met zoveel vreugde noemen, die mensen gelukkig maakt en die ons tot kinderen van God maakt.

Rond de jaarwisseling blikken we terug in het afgelopen jaar. De mooie en de minder mooie dingen die ons persoonlijk zijn overkomen. De dingen die de samenleving in beroering hebben gebracht zoals de klimaatdiscussie. De zaken die de hele wereld raken, zoals de enorme vluchtelingenstromen. We wegen het allemaal af tegen wat ons in de jaren daarvoor en ons hele leven is overkomen. We zoeken oriëntatiepunten. We zien opgaande lijnen, trends die hoop geven, maar ook neergaande bewegingen die onzekerheid en vrees brengen. Het herinnert ons er bovenal dat alles en iedereen voorbijgaat. Des te meer zien we wat blijvend is: de komst van Christus in de wereld, Jezus, wiens naam nooit ondergaat en niets van zijn glans verloren heeft. Alles gaat voorbij, maar Jezus Christus niet en zijn komst in de wereld niet. Dit evangelie is voor elke mens en elke generatie nieuw. Een belofte, een troost en een hoop. Ja, Jezus Christus kennen is het eeuwige leven. Want door Jezus kennen we ook God, de Vader.
God heeft de Geest van zijn Zoon die ‘Abba Vader’ roept in ons hart gezonden” zegt Paulus in de tweede lezing 2).

Als christenen maken wij deel uit van de wereld.  Ons wordt vaak voor de voeten geworpen dat we alleen gericht zijn op een hiernamaals. Ten onrechte. We leven intens mee. We zijn  blij met alle mooie dingen die gebeuren en we zijn dankbaar voor alle het goede dat mensen doen door hun werk, door hun bijdrage aan de maatschappij. Het raakt ons als mensen door kwaad getroffen worden. We proberen te helpen waar dat kan. Maar we mogen weten dat we er niet alleen voor staan. We mogen overal God bij betrekken. Hem danken voor alle het goede. We mogen Hem onze nood klagen. En dan doen we ook, persoonlijk, maar ook als volk van God.
Geloof maakt dus zeker niet onverschillig of stoicijns tegenover de gebeurtenissen in de wereld. We zijn niet van tefal als het gaat om het kwade dat gebeurt. Maar we laten ons de hoop niet ontnemen. Er is diep in ons een onverwoestbare vertrouwen dat Gods koninkrijk komt. Zelfs onder de moeilijkste omstandigheden is er die innerlijke gerustheid – die we niet aan onszelf danken, maar aan ons geloof in God, de Vader, en Jezus de Zoon, door de Heilige Geest.

Laten we daarbij als voorbeeld Maria nemen, de moeder van de Heer, die telkens weer, haar verdriet en pijn niet het laatste woord gaf, maar bleef vertrouwen. Ze “overwoog de dingen in haar hart”.
Het goede dat haar overkwam – dat ze de moeder van God mocht worden – en dat ze haar goddelijk kind mocht voeden en opvoeden en zien opgroeien, en die ze als man wonder zag doen en mensen zijn prachtige boodschap verkondingen – maar ook het kwade dat haar pijn deed –  de onbegrijpelijke wreedheden die mensen haar zoon aandeden, de minachting, zijn smadelijk dood – Het goede en het kwade waren voor haar te groot om te begrijpen. Ze waren.  Maar dat was geen reden om af te haken of om zichzelf te prijzen. Het was voor haar allemaal reden om te blijven vertrouwen op God en om vol hoop uit te zien naar wat haar Zoon zou verrichten tot heil van de mensen, zelfs zijn sterven aan het kruis en zijn verrijzenis.
Maria heet de gezegende de vrouwen en zij is het ook. Niet alleen omdat zij de moeder van de Heer mocht worden, maar omdat ze tot zegen van alle mensen mag zijn door Gods genade.
Als wij een voorbeeld nemen aan Maria’s toewijding aan God en Jezus en aan de medemensen, dan zullen we zelf ook Gods genade mogen ervaren en tot zegen van onze omgeving zijn.
Ik wil dat graag bevestigen door u de priesterlijke zegen uit de eerste lezing 1) te geven voor het nieuwe jaar des Heren. Laten we daarbij gaan staan: De Heer zegene en behoede. De Heer doe zijn aangezicht over u lichten. De Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u zijn vrede. Amen. Wees gegroet, Maria…….Amen

Martin Los
lezingen voor dit feest uit het rooms-katholieke lectionarium voor zon- en feestdagen
1) Numeri 6:22-27
2) Galaten 4:4-7
3) Evangelie: Lucas 2:16-21