Geen haar op je hoofd zal verloren gaan

Preek op de 33e zondag door het jaar 13 november 2022 H. Nicolaas Odijk

Lieve broeders en zusters, bij de prachtige tempel in Jeruzalem staande zegt Jezus tegen de omstanders: “er zal een tijd komen dat geen steen op de andere wordt gelaten!” 1) Een onvoorstelbare gedachte. Zo’n groot en prachtig en eerbiedwaardig complex als de tempel in Jeruzalem. Als die in puin komt te liggen, waar kun je dan nog van op aan. Dan stort toch zeker de hele wereld in! Nog geen veertig jaar – een generatie – later, zou de tempel inderdaad door de Romeinse bezetter met de grond worden gelijk gemaakt. Op een stuk muur na, dat niet eens de muur van de tempel zelf is, maar van het plein erom heen en die sindsdien de klaagmuur heet.
Wanneer zelfs de grootste zekerheden in het leven plotseling weg kunnen vallen, wat heeft het dan nog voor zin, om je ergens voor in te zetten? Wat is vertrouwen dan nog waard?
“Het is maar goed dat je van te voren niet alles weet” verzuchten we soms tegen elkaar als er weer iets ergs is gebeurd. Het is eigenlijk wonderlijk dat mensen steeds weer op krabbelen na een ramp. Kennelijk zit er in ieder mens en in ieder volk een enorme levenslust.
Maar toch, de geschiedenis heeft vaak iets van een gruwelijk drama dat zich voortdurend herhaalt. Ook nu. Ook al ervaren we het zelf niet aan den lijve, we zijn ons dat meer dan ooit bewust.  Ieder nieuws verspreidt zich razendsnel. Trouwens, ook nepnieuws en complottheorieen Door de televisie en sociale media is de wereld een dorp geworden. De oorlog in Oekraïne lijkt in onze achtertuin plaats te vinden en de economische en sociale gevolgen dringen zelfs onze huiskamer binnen.
Er gaat geen dag voorbij of we zijn getuige van een ramp ergens. Zijn wij, mensen, niet beklagenswaardige wezens en heeft het nog wel zin om je ergens voor in te zetten. Kun je het nog wel opbrengen om vol idealen aan de slag te gaan?
Op ons, christenen,  komt die vraag eigenlijk met nog meer klem af. Want aan de nare dingen die er gebeuren, lijden wij net als alle andere mensen. Maar bovendien wordt je geloof wordt ook nog eens op de proef gesteld door het kwade dat je treft. Je voelt je dan uit het veld geslagen. Je voelt je in de steek gelaten. Er is bijna geen gelovig mens die aan dat gevoel ontkomt. Op zijn minst voor enige tijd.
En we staan weerloos tegen de opmerkingen van mensen die zeggen: “als er een God was zoals jullie geloven, dan zouden al de verschrikkelijke dingen toch niet gebeuren?!” Sterker nog, in bepaalde tijden wordt je omwille van je geloof door de omgeving gewantrouwd of zelfs vervolgd. Geef je dan de moed op? Of houd je vol. Blijf je standvastig? Niet verbeten, of met de moed der wanhoop, maar vriendelijk, in alle rust en waardigheid, omdat je beseft dat God groter is dan alle kwaad. Dat is de grote vraag. Blijf je ondanks alles geloven dat niet het kwade het laatste woord heeft over je leven en deze wereld, maar God. Dat je dat ooit ook nog mee zult maken als zijn rijk komt?
Als je zo’n geloof hebt, zegt Jezus, zal er geen haar op je hoofd verloren gaan. Hij zegt dat niet als iemand die aan de kant staat en zelf geen schrammetje oploopt. Hij is zelf die weg gegaan. Alles werd hem afgenomen. Maar hijzelf ging niet verloren. Niets van hem is verloren gegaan.
En nu komt hij op ons toe als de levende Heer die ons moed en kracht geeft door zijn woorden en door zijn vriendschap die hij ons schenkt en door zijn liefde en bescherming die we mogen ervaren.
“Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen” horen we Jezus zeggen. In het Grieks staat er letterlijk “als je geduld oefent”
Dat ligt meer in het bereik van ons soms kleine en bange mensen.  Je kunt best een kwetsbaar mens zijn en toch een lange adem hebben. Je kunt best twijfels en onzekerheid kennen en toch volhouden.
Daar horen we eens horen we weer de Goede Herder spreken: “als je het uithoudt, zul je je leven winnen”. Je leven winnen. Je zult steeds beter gaan ontdekken wat echt leven is. Juist door uitdagingen  en moeilijkheden heen leer je het leven in al zijn volheid kennen. Je zult ontdekken dat je leven iets is wat je nooit af genomen kan worden. Want geloven is een wijze van leven. Een wijze van leven die ons met God en met Jezus Christus verbindt. Als je dat uithoudt, ook onder druk, dan zal je nog meer groeien in het geloof dat niets ons kan scheiden van de liefde van God.
Niet kan dan nog een wig drijven tussen God en ons. “Geen haar op je hoofd zal verloren gaan” zegt Jezus. Geen moeilijke omstandigheden of mensen, niets. Zelfs de dood staat machteloos. Ze moet het hoofd buigen voor de liefde die alles overwint.
Mogen wij het allemaal uithouden om in de liefde te geloven. Mogen we het allemaal uithouden om vanuit die liefde te leven. Naar het voorbeeld van de onlangs heilig verklaarde Nederlandse priester, professor en journalist Titus Brandsma van Friese afkomst die voor en tijdens de tweede wereldoorlog de nazipropaganda weerstond en de fascistische ideologie met haar verheerlijking van het recht van de sterkste, geweld en raszuiverheid in preken en geschriften scherp afwees. Het koste hem zijn leven in vernietigingskamp Birkenau waar hij tot zijn laatste adem zijn medegevangenen bemoedigde en troostte en ondanks het verbod van de beulen voor iedereen bad, zelfs voor zijn vervolgers. Juist in deze verwarde tijd vol ontevredenheid en waarin mensen tegen elkaar opstaan hebben we die houding en dat gebed hard nodig. Heilige Titus Bransma, bid voor ons. Amen

Pastoor Martin Los

  1. Evangelielezing van de 33e zondag vandaag in de Eucharistie: Lukas 21:5-19
    Afbeelding: H. Titus Brandsma

Zegenen, goedzeggen* pur sang

Preek op Sacramentsdag 19 juni 2022 H. Barbara Culemborg

Lieve zusters en broeders, de liturgie van deze Sacramentsdag vraagt tot driemaal toe onze aandacht voor een bijzondere persoon, koning en priester Melchisedek. Twee momenten hebben we al gehad. De eerste lezing vertelt: “in die dagen bood Melchisedek, de koning van Salem, Abram brood en wijn aan 1) . Daar hij priester was van de Allerhoogste God zegende hij hem met de woorden: “Gezegend zij Abraham door de Allerhoogste God, die hemel en aard gemaakt heeft “. Vervolgens zongen we de antifoon bij de antwoordpsalm Ps. 110 Gij zult priester zijn, de eeuwen door, krachtens mijn uitspraak: Melchisedek 2). De derde keer dat Melchisedek vandaag in de liturgie voorkomt, komt straks in het Eucharistische gebed: “Zoals Gij het offer van brood en wijn aanvaard hebt dat uw priester Melchisedek u heeft gebracht” 3) . Als je drie keer in de eucharistie van de dag voorkomt, verdien je toch wel dat degenen die de eucharistie vieren iets van je weten. Sterker nog. Ruim zestig jaar geleden –  de ouderen onder ons herinneren zich dat nog wel – was dat eucharistische gebed dat we zo dadelijke gaan bidden het enige eucharistische gebed. Dus er ging geen dag voorbij of de naam van Melchisedek klonk. Heel belangrijk dus.
We weten bijna niets van hem, behalve zijn naam die Mijn-koning-is- rechtvaardig betekent. Verder lezen we dat hij koning van Salem was, dat ‘vrede’ betekent. Hij wordt priester – priester van de Allerhoogste – genoemd. Maar hoe kan dat? Er was nog helemaal geen tabernakel in de woestijn, er was nog geen tempel in Jeruzalem. Er waren nog helemaal geen priesters door Mozes aangesteld. Melchisedek lijkt zomaar uit de lucht te komen vallen. Zijn afkomst is niet bekend. Toch wordt hij “priester van de Allerhoogste genoemd”. Er is dus kennelijk een priesterschap dat van een andere orde is dan het verplichte rituele priesterschap. Daarom noemt de schrijver van de Hebreeenbrief Jezus “Hogepriester naar de orde van Melchisedek’. Want ook Jezus afkomst is enigszins in nevelen gehuld gezien de maagdelijke geboorte en hij behoorde niet tot de priesterkaste. Hij was geen priester van de tempel. Maar hij biedt wel brood en wijn aan. Zijn eigen lichaam.
Kijken we nu nog even naar wat deze koning en priester Melchisedek doet. Hij biedt Abram brood en wijn aan en zegent hem. Abram was rijk. Hij kende geen honger. Hij had net een oorlog gewonnen. Hij was dus niet hulpbehoevend. Dat Melchisedek als priester van de Allerhoogste optrad, wil zeggen dat hij hemel en aarde verbond. Dat hij Abraham als priester brood en wijn aanbood en hem zegende, wil zeggen dat hij Abram deel gaf aan het onvoorwaardelijke pure goede. Goedheid, nog niet in de twijfel getrokken door het kwade. De ervaring van goedheid zonder meer. Het leven als goed zoals God het bedoeld heeft. Vrede en gerechtigheid, delen met elkaar en elkaars leven verrijken. Verdeeldheid en haat en jaloezie en uitbuiting geen kans geven. En dat niet voor een beperkte tijd, maar altijd. Dat die vreemde priester Melchisedek Abram dit aanbood betekende ook dat hij dit aanbood aan alle nakomelingen van Abraham. Heten niet alle gelovigen kinderen van Abraham. Allemaal kinderen van God. Melchisedek zegende Abraham en zegende God. Dat is zijn priesterschap. Het leven schenken, het leven vieren, het leven delen van geslacht op geslacht. Zegenen heet in het Latijn letterlijk “het goede zeggen”. Dat wil zeggen: woorden die het goede in zich hebben, woorden die het goede doen. We weten allemaal hoe heilzaam woorden kunnen zijn die op het juiste moment en de juiste plaats gezegd worden. Iets wat je vader of moeder ooit tegen je zeiden, een lerares op school, een aardige dorpspastoor. Woorden die je voor altijd bijblijven en waaruit je kracht blijft putten. Zulke woorden sprak de priester van de Allerhoogste Melchisedek. De zegen van Melchisedek werkt door tot in onze tijd in het geloof van Abram. Laten we ons daarvan bewust zijn, zusters en broeders, en hoe bevoorrecht wij zijn, en hoe wij daardoor zelf tot zegen van de wereld mogen zijn.
Jezus is hogepriester naar de orde van Melchisedek. We zien hem brood en vis uitdelen 4) . Vijf broden en twee vissen blijkt genoeg voor vijfduizend mensen. Niet door te vermenigvuldigen. Alsof vijf broden duizend broden werden. Nee, door te delen blijkt er genoeg voor iedereen.
Maar kijk wat Jezus deed. Hij liet de mensen in groepen van vijftig gaan zitten. Van een anonieme menigte maakt hij een gemeenschap van mensen die op hun gemak zijn, die een gezicht krijgen naar elkaar, die elkaar leren kennen, hun vreugde en hun verdriet, die zich thuis voelen. Als je vijftig mensen kent en zij kennen jou, dan voel je je ergens thuis. Laten we ook in onze eigen geloofsgemeenschap ervoor zorgen dat we op zijn minst vijftig mensen kennen. Dat we gemist worden als we er niet zijn en dat we andere bekend gezichten missen. Vijftig is ook het getal van Pinksteren, dan de Geest die werkzaam is.
Jezus dankt God en zegent God. Het goede leven –  niet de massaconsumptie die geen mens bevredigt  –  nee, het leven dat bij God begint. In alle eenvoud, Het leven dat we mogen delen met elkaar. Dat leven uit God, is het leven dat Jezus Christus ons schenkt en aan ons uitdeelt. Zichtbaar en tastbaar in brood en wijn, in de gemeenschap rond het altaar in de eucharistie, in de wereldwijde kerk van gelovigen met wie we dezelfde gaven en talenten en idealen delen van het rijk van God.
In vroeger tijden en in sommige streken van ons land nog steeds gaat de gelovigen vandaag in processie met de Monstrans door de straten en door de weilanden om de mensen die daar wonen en werken en van afhankelijk zijn te zegenen. Zo mogen we laten zien dat Christus tot zegen is van iedereen en dat het goede leven bij hem begint. Maar ook als we niet in processie met de Monstrans naar buiten trekken, dan zijn we zelf als levende monstransen met Jezus die we in de hostie ontvangen hebben in ons hart meedragen. Ook zo mogen we zichtbaar en tastbaar tot zegen zijn in de naam van Jezus, hogepriester voor eeuwig naar de orde van Melchisedek. Amen

Martin Los, pr
*) Zegenen. Benedicere, het goede zeggen. Ontleend aan een preek van paus Franciscus op Sacramentsdag
1) Genesis 14:18-20 1e lezing
2) Psalm 110 antwoordpsalm (tussenzang)
3) Romeins Missaal canon 1
4) Lucas 9:1b-17 Evangelie van Sacramentsdag