Verbeter de wereld begint nog steeds bij onszelf

Aswoensdag 14 februari 2024 Houten

We zijn hier vanavond samengekomen om het begin van de Veertigdagentijd te markeren en het askruisje opgelegd te krijgen als uiterlijk teken. We worden door het ontvangen van het askruisje toegewijd aan een periode van boete, het doen van boete.
Dat klinkt in onze oren nogal zwaar. We ervaren boete en alleen al het denken eraan als iets negatiefs.  Als een vernedering. Als was het alleen maar dat het woord ons doet denken aan de boetes in het verkeer die ook nog alsmaar oplopen en een nauwelijks verkapte aanvulling van de staatskas zijn. Maar in mijn kindertijd trof je in vissersplaatsen nog de vrouwen aan die aan de haven de netten boeten die tijdens het vissen op zee beschadigd waren doordat ze in aanraking gekomen waren met scherp voorwerpen op de zeebodem. Van een scheepswrak bijvoorbeeld of prehistorische kei. Dit heette ‘netten boeten’. Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat ze die kapotte netten nog meer vernielden. Integendeel: boeten betekent beter maken, herstellen.
Het is eigenlijk vreemd dat wij in onze tijd boete als religieuze daad verstaan als een soort straf. Dit is des te vreemder omdat de boekwinkels vol liggen met zogenaamde zelfhulpboeken die ons de weg wijzen uit onze schuldgevoelens en angst;  die er allemaal op gericht zijn om ons te verlossen van  onze complexen. Gericht op ons herstel dus. Om ons weer gelukkige mensen te maken. Eigenlijk oefeningen in boete dus, in betere mensen worden. Ook een soort bekering dus.
Daar zit hem misschien nou juist het probleem met de zelfhulpboeken of zelfhulpwebsites: veel ervan uitnodigen niet betere mensen, maar perfecte mensen te worden. Dat is de valkuil. Beter betekent niet volmaakt willen zijn, maar echt, bewust dat we ook kwetsbare mensen durven zijn. Dat we niet alles zelf hoeven te doen. Dat we er niet alleen voorstaan. We mogen rekenen op Gods genade. We hebben een vriend en bondgenoot in Jezus. Het askruisje als boetedaad en boeteteken wil zeggen: je hoeft je zelf niet beter voor te doen dan je bent voor God. Juist daarin ligt je herstel. God aanvaardt je niet als een Facebookvriend met wie je alleen je pluspunten en successen deelt, ook je schaduwzijden. Dat beter worden, deze boetetijd is dus een geschenk van God. Wij mogen die aanvaarden als een steun in de rug bij ons poging echte mensen te zijn naar het voorbeeld van onze broeder Jezus.
Doe je niet beter voor dan je bent zegt Jezus als hij zijn leerlingen uitlegt hoe ze moeten vasten 1). Niet om bewondering te oogsten door hun liefdadigheid. Niet om bij de mensen op te vallen door de lengte van hun gebeden. Of door hun uiterlijke vasten of de intensiteit van hun vasten alsof het een prestatie is.  Boete doen, betere mensen worden is geen zaak van snoeven en borstklopperij. Het is eenvoudig, nederig handwerk zoals van die vissersvrouwen die de netten die beschadigd waren, herstelden. Zo gaan we op weg naar Pasen, het feest van de verrijzenis, het feest van het nieuwe leven, als pasgeboren kinderen door het doopsel en het geloof.

Martin Los pr

Evangelielezing van de As-woensdagviering: Matteus 6:1-6, 16-18

Aswoensdag

Homilie op As-Woensdag 17 februari 2021 Willibrordkerk en Mariakerk

“als ge vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht om niet aan de mensen te laten zien dat ge vast” 1)
Lieve zusters en broeders, nergens draagt Jezus zijn leerlingen op om te vasten. Maar vasten hoort tot het arsenaal van religieuze gewoontes van mensen zoals bidden, offeren en boete doen. Jezus weet dat al deze uiterlijke vormen die ook zijn leerlingen kennen en beoefenen, voorbij kunnen gaan aan hun oorspronkelijke bedoeling en dat ze kunnen leiden tot uiterlijk vertoon en huichelarij, dus het tegendeel van de bedoeling. Daar waarschuwt hij hen voor. Hij geeft dus zelf geen opdracht tot vasten. Er is zelfs een verhaal dat tegenstanders zich ergeren aan Jezus omdat hij zijn leerlingen niet opdroeg te vasten, op een vastgestelde dag waarop zij dat allemaal wel deden. Zijn volgelingen kunnen dus vasten als ze daar behoefte aan hebben, of de situatie hen daartoe uitdaagt, of wanneer de levende traditie waarin zij staan, hen daartoe uitnodigt of zelfs verplicht.
Vasten gaat uiterlijk gepaard met bestrooiing met as, het vuil van de aarde, stof. Het wil zeggen dat je je als mens te binnen brengt dat je stof bent en tot stof zult wederkeren. Je trekt je als het ware even terug uit de wereld – de wereld waaraan je met al je zintuigen gebonden bent, waarvan je geniet – je bent als het ware even dood voor de wereld, om stil te staan bij de schaduw kanten en tekorten van je leven. Om spijt en berouw te hebben, en als een nieuwe mens te herrijzen uit de as. God die ons gemaakt heeft uit het stof van de aarde, zou Hij ons ook niet uit het stof van de aarde kunnen doen herrijzen?
Soms is het echt nodig dat je als mens met een gebroken hart je naar God toe keert en zegt zoals de verloren zoon: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben niet waard uw zoon te heten”. Het lucht op om diep door het stof te gaan. Je hoeft voor zo’n persoonlijke bekering natuurlijk niet te wachten tot ergens in het kerkelijk jaar een vastendag of vastenperiode is. Je moet dat doen als de nood aan de man is. En de priester helpt je graag om je hart voor God uit te storten.
Waarom dan toch een gemeenschappelijke vastentijd zoals de Veertigdagentijd – maar de kerkelijke traditie kent nog meer vastendagen die in onze streken in onbruik zijn geraakt zoals op de scharnierpunten van het jaar, de seizoenen? Waarom? Omdat de ander die zich schaamt voor zijn leven, niet de indruk te geven dat hij of zij alleen staat temidden van allemaal heilige boontjes. Alsof een zondaar een hoge uitzondering is. We laten elkaar niet in de kou staan. Het is een teken van solidariteit met elkaar.
De vastentijd, die nu begint als voorbereiding op het Paasfeest, onderhoudt de kerk ook als teken naar de wereld toe, naar heel de mensheid. Zij verkondigt daarmee: God is genadig. Hij schenkt ons nieuw leven. Echte ommekeer is geen vrome illusie. Heel de kerk, wij allemaal als gelovigen, leven van vergeving en genade. Kom, doe met ons mee. Ga mee op weg naar Pasen, het feest van de verrijzenis en het nieuwe leven.
Jezus draagt ons zoals ik zei niet op om te vasten. Het is geheel vrijwillig als we dit doen. En de kerkelijke traditie, die ons lief is en verrijkte, nodigt ons uit om het te doen. Maar laten we het niet doen om uiterlijk vertoon of om op te vallen en aandacht te trekken. Dus “Als ge vast, zalf dan uw hoofd met olie, was uw gelaat”.
Ook dit jaar voert het kerkelijk jaar ons weer naar dit moment het begin van de Vastentijd. Maatschappelijk en politiek ervaren we het jaar als een rechte lijn die alsmaar vooruit wijst. Maar in het jaar van de kerk komen we steeds op dezelfde punten terug. Elk jaar is het opnieuw Pasen, en elkaar jaar Vastentijd. Het is dus als het ware een cirkelgang of liever een spiraal. We komen steeds bij Aswoensdag uit, maar dan een jaar later. We zijn ouder geworden, hebben nieuwe ervaringen opgedaan, We kunnen kijken of we gegroeid zijn door alle omstandigheden en seizoenen heen, gegroeid in liefde tot Jezus die zichzelf voor ons heeft overgehad. Dit jaar is Aswoensdag anders dan anders, omdat we midden in de Coronatijd leven. Veel tijd tot bezinning, op onszelf teruggeworpen, gevoelens van somberheid. Alsof we noodgedwongen in zak en as zitten. Af moeten zien van genoegens zoals vakantie en evenementen en feestjes. Laten we goede moed houden. Laten we met deze Vastentijd verlangen naar een echt nieuw begin voor onszelf, de kerk en de wereld om ons heen die ons lief is. Op naar Pasen: “Wij roemen in het kruis van onze Heer, Jezus Christus. In hem is ons heil, ons leven en verrijzenis; door wie wij verlost en bevrijd zijn”
Amen.

(c) Martin Los

  1. Evangelie van As-woensdag Mattheus 6:1-6 en 16-18