Thuis is waar je je veilig voelt en zinvol leeft

Homilie op de 4e zondag van Pasen 21 april 2024 in de r.k. kerk van Houten

Een schaapkooi in de tijd van Jezus bestond uit vier manshoge muren met aan de voorkant een smalle opening, de in- en uitgang. De muren waren opgebouwd met rotsblokken en keien uit de omgeving. ’s Nachts sliep de herder in de deuropening. Hij wás de deur. Bij het invallen van de avond stond de herder wijdbeens  in de opening. De schapen schoten tussen zijn benen door de stal in. Onderwijl telde de herder zijn schapen één voor éen. De herder kende dus zijn schapen persoonlijk en bewaakte hen met zijn eigen leven tegen rovers en wilde dieren.
Met dit beeld voor ogen begrijpen we onmiddellijk de impact van de woorden van Jezus als hij zegt: “Ik ben de goede herder” 1). Door de persoonlijke relatie van de herder met zijn schapen voelden zij zich veilig. Daarom zouden ze nooit een andere herder volgen. Het feit dat ze hun herder overal volgden waar hij ging, was niet uit angst omdat hij een schrikbewind uitoefende. Het was uit vrije wil omdat ze zich bij hem thuis voelden. Zo is het ook met Jezus en met allen die hem hebben leren kennen. mensen zijn thuis waar men zich veilig  voelt. Als gelovigen voelen we ons thuis bij Jezus, zijn persoon, zijn verhaal, zijn unieke missie. Omdat hij met zijn eigen leven voor ons instaat. Onvoorwaardelijk, onbaatzuchtig en onvervreemdbaar. Je thuis voelen is als een geur die je herkent en een reuk die je ruikt. De herder ruikt naar zijn schapen. En zij luisteren naar zijn stem. Daarom is de kerk, de schaapstal en de kudden,  kostbaar in onze ogen omdat zij de stem van de Goede Herder kent en verkondigt.
Door naar de stem van de Goede Herder te luisteren volgen wij onze roeping. Dat betekent in de eerste plaats dat wij geloven in hem, in zijn verkondiging van Gods liefde. “Vrienden, groot is de liefde die de Vader ons heeft betoond. We worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook” schrijft de apostel Johannes in zijn brief 2). Dat levert altijd het gevoel op dat wij in deze wereld vreemdelingen zijn. Dat zorgt aan de ene kant voor onderlinge herkenning en saamhorigheid. Maar aan de andere kant ook dat de wereld altijd vreemd tegen ons aan kijkt. Niet omdat wij vijandig staan tegenover onze mede mensen of op hen neerzien. Integendeel, wij hebben de wereld lief zoals God de wereld heeft liefgehad en zijn eigen Zoon in de wereld gezonden om haar te redden. Juist daarom begrijpt men ons niet. We zijn immers altijd vol hoop, we handelen altijd uit vertrouwen en altijd is liefde onze beweegreden. Juist dat is het onbegrijpelijke aan ons die de Goede Herder kennen en door hem gekend worden. Dat maakt ons ook kwetsbaar want we zijn niet volmaakt en we voldoen niet altijd of vaak niet aan onze roeping. Maar ondanks dat doen we door. Ondanks dat worden we niet moedeloos door de schandalen en de verdeeldheid in de kerk. Integendeel. Ze maken ons weerbaarder en nog meer overtuigd van onze roeping en dat het erop aan komt. Er is geen onoverbrugbare kloof tussen de wereld en de kerk alsof zij alleen maar op zich zelf gericht zou zijn als een knusse club van gelijkgezinden. De wereld is juíst de plek waar de schapen verkeren die de stem van de Herder nog niet kennen maar al wel door hem gekend zijn. Daarom zegt Jezus: “Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen die niet van deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden één kudde, één herder”.
Laten we daarom altijd vol hoop naar de mensenwereld kijken. We zijn niet alleen persoonlijk zelf geroepen, maar we worden ook gezonden, de wereld in. Zo staan we in de wereld. Kwetsbaar en weerbaar, vol liefde en hoop. Natuurlijk lijden we in onze streken onder ontkerkelijking en de krimp van de kerk, de sluiting en soms sloop van kerkgebouwen. Wie zou daar ongevoelig onder blijven. Maar dat mag geen reden zijn om zelf onze roeping op te geven. We blijven als we Jezus volgen altijd vol hoop. Zou God ons op een doodlopende weg brengen? Zou de schaapskooi een sterfhuis zijn? Of worden we een nieuwe tijd ingeleid. Het is niet aan ons om aan de kant te zitten als een soort jury die beoordeelt hoe God  zijn beloften vervult. Het is een zaak van diep vertrouwen. Het is geloof en onze opdracht om overal en altijd kansen zien voor de liefde van God. Dat is onze roeping. Dat is onze zending. De kudde is altijd onderweg, de kerk is altijd werk in uitvoering: “vrienden, nu reeds zijn we kinderen van God en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar wij weten wanneer het geopenbaard wordt dat wij aan God gelijk zullen zijn, omdat we Hem zullen zien zoals hij is” troost Johannes de vervolgde gemeente in zijn tijd en ook ons. Laten we dus niet wanhopen of onverschillig worden. Maar laten we ons vastklampen aan de hoop die in ons is door het geloof in de Goede Herder. Laten we aanstekelijk zijn voor de wereld om ons heen en voor de jongere generatie. Laten we ook onze geloofsgemeenschap koesteren en verantwoordelijkheid nemen voor de bijzondere taken die nodig zijn. Laten we dankbaar zijn voor de bijdragen die we mogen leveren en  hébben mogen leveren aan dit bijzondere avontuur dat voor eens en voor altijd begonnen is met Jezus Christus die zijn leven voor ons heeft overgehad. Hij die soeverein zegt: Ik ben de Goede Herder. En wij zeggen: Amen

Martin Los, pr

1) Evangelielezing tijdens de eucharistie van deze 4e Paaszondag: Johannes 10:11-18
2) eerste lezing: I Johannes 3:1-2


Liefde zonder aanzien des persoons

Preek op de 6e zondag in de Paastijd 9 mei 2021 Mariakerk en Willibrordkerk

Hoe dichter we Pinksteren naderen, hoe meer we in de liturgie van de kerk horen over de liefde. De liefde van God, de liefde van Jezus en onze opdracht om lief te hebben. Dat moet ons niet verbazen, want de heilige Geest die op het Pinksterfeest is uitgestort, is de Geest van Gods liefde. Met Pasen gaf Jezus zijn leven voor ons als uiterst bewijs van zijn liefde. Hij gaf zichzelf uit liefde als een graankorrel die in de aarde valt en sterft, maar zo veel vrucht draagt. Met Pinksteren blijkt die ene graankorrel door de uitstorting van de Heilige Geest een heel korenveld geworden dat veel vrucht draagt. We moeten Pasen en Pinksteren nooit los van elkaar zien. Pinksteren is de vervulling van Pasen. Dat de liefde waarmee Jezus ons heeft liefgehad, ons zelf vervult. Die liefde die sterker is dan de dood.
Die liefde is geen onbereikbaar ideaal waarnaar we alleen kunnen kijken, maar aankomen niet. Het is het geschenk van Gods liefde aan ons. Het begint met de erkenning dat wij niet als eerste hebben liefgehad. Johannes schrijft in zijn brief: hierin bestaat de liefde. “Niet wij hebben God liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad”. Met andere woorden: onze liefde begint daar waar we tot de ontdekking komen dat God liefde is en dat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Die ontdekking motiveert tot permanente verwondering en dankbaarheid.
Wat verwarring kan geven is dat ons woord ‘liefde’ twee verschillende zaken kan betekenen. Liefde als houden van, een hevig verlangen om iets of iemand te bezitten. Je tot iemand anders aangetrokken voelen. Iemand heel aardig vinden. We zouden dit nemende liefde kunnen noemen. Ze heet in het Grieks eros. Maar de bijzondere liefde waar het Evangelie over spreekt is gevende liefde. In het Griek agapé. Over deze liefde gaat het Evangelie, waar Jezus zegt: “dit is mijn opdracht: Heb elkaar lief”.
Deze liefde, deze agapé, is belangeloos. Ze acht de ander hoger dan zichzelf. Ze stelt zichzelf niet voorop. Het is die liefde waarvan Jezus zegt: Geen groter liefde heeft iemand voor zijn vrienden dan wanneer hij zijn leven voor hen geeft. We moeten die twee vormen van liefde niet met elkaar verwarren. De eerste vorm, de nemende liefde, heeft te maken met het feit dat we sterfelijke mensen zijn. We voelen de drang om het leven door te geven. Ze is natuurlijk omdat we zijn onderworpen aan de natuur. Ze komt voort uit noodzaak, in standhouding. overleven. Maar de gevende liefde, de goddelijke liefde, is uiting van volkomen vrijheid. Hij schiep ons, uit het niets, niet uit noodzaak maar uit vrije wil. En Hij gaf zijn Zoon uit liefde voor de wereld. Niet uit noodzaak, maar uit vrije wil, uit zijn grote liefde. Het is deze liefde waarin Jezus ons laat delen. Het is deze liefde waardoor we God mogen kennen. Het is deze liefde die onze verzekert dat we kinderen van God zijn.
Deze liefde is niet beperkt tot onze vrienden en familie of volksgenoten van wie wij op onze beurt voortdurend tegenprestaties verwachten, ze geldt ook de vreemdeling, of mensen die het ons moeilijk maken. Ze is zonder aanzien des persoon, omdat God zonder aanzien des persoons is. We hoorden het de apostel Petrus zeggen in de Handelingen: “Nu besef ik pas goed, dat God zonder aanzien des persoons is”. Er speelde op dat moment een ernstig conflict af in de jonge kerk. De eerste leerlingen van Jezus, de eerste christenen, waren allemaal Joden, allemaal besnedenen. Toen zij Jezus’ naam gingen verkondigen, zijn dood en verrijzenis, kwamen ook vele niet-Joden tot geloof. De vraag was of deze heidenen, nu ook tot de kerk konden worden toegelaten. Moesten zij niet eerst Joods worden? Jezus zelf was een Jood.
Dat was een hele worsteling voor de apostelen, die trots waren op hun Joodse afkomst en traditie. Zij behoorden in hun ogen tot het uitverkoren volk. Maar iedereen kon zien dat deze heidenen die tot geloof gekomen waren, deelden in de Heilige Geest, de Geest van Gods liefde. Uiteindelijk kwamen de apostelen tot de overtuiging en het besluit dat binnen de kerk Joodse christenen en de gelovigen uit de rest van de wereld, aan elkaar gelijk waren. Men hoefde dus niet eerst tot het uitverkoren volk te behoren om bij Jezus te kunnen horen. Wel is nog veel bewaard van de Joodse achtergrond. Denk aan de lezingen in de Eucharistie uit de boeken van Mozes, de Profeten en de Psalmen. Ook meerdere onderdelen van de liturgie herinneren aan de Joodse achtergrond. Denk aan de uitroepen Amen, Hosanna, Hallelujah. Denk aan de basisstructuur van het kerkelijk jaar: Pasen en Pinksteren de zeven dagen van de week. Dat zal de kerk nooit kunnen verloochenen. Toch is zij niet eenkennig. Ze is katholiek, dat wil zeggen: universeel. Open naar alle volken, talen en culturen, zonder onderscheid naar huidskleur en afkomst.  Dat belijden we als we zeggen: Ik geloof in de heilige katholieke kerk.
Zo is ook de kerk en de eigen geloofsgemeenschap bewijs van Gods liefde die niemand buitensluit. Het is geen onderonsje. Die liefde die God ons bewijst in Jezus Christus mogen we nu zelf in praktijk brengen: niet jullie hebben mij uitgekozen maar ik u en ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voor te brengen die blijvend zijn. Dat is onze leerschool, van Pasen naar Pinksteren, de school van de liefde. Amen.

(c) Martin Los

Schriftlezingen in deze eucharistie op de 6e zondag in de Paastijd
eerste lezing: Handelingen der apostelen 10:34-35,44-48
tweede lezing: 1e Brief van Johannes 4:7-10
Evangelielezing: 15:9-17